Gepubliceerd op 19-09-2017

Ioniërs

betekenis & definitie

Ioniërs - Volk, behorend tot de Acheërs, nl. dat deel dat een Ionisch dialect sprak (zie Griekse dialecten).

Toen de Doriërs en Noordwest-Grieken Griekenland binnenvielen, vluchtte een groot deel van de Acheërs, nl. de Ioniërs en de Aioliërs, over zee, terwijl de Ioniërs op het schiereiland slechts Attika behielden. In de Egeïsche Zee vestigden zij zich op de Cycladen, Sa- mos en Euboia, en enkele andere eilanden. De Ioniërs weken vooral uit naar Klein-Azië, waar ze het grootste deel van de westkust bevolkten. Deze laatste groep verenigde zich op een bepaald ogenblik in een bond, die men het Panionion noemde, bestaande uit twaalf steden en een Aiolische stad Smyrna. Door een dergelijke verspreiding van de Grieken traden de benamingen Ioniërs en Aioliërs meer op de voorgrond, en werden ze als aparte groepen beschouwd, ofschoon zij oorspronkelijk allen Acheërs waren, die slechts een licht verschillend dialect spraken. Het samenhorigheidsgevoel van deze Acheërs was dus verloren gegaan. De Ioniërs in Klein-Azië waren sedertdien de meest actieve van de gehele Griekse wereld; de hele Griekse geestescultuur is hun werk. Waarschijnlijk ontvingen ze hun materiaal gedeeltelijk uit de oude oosterse beschavingen, doch dit materiaal gaven ze een eigen Griekse geest. Het gevolg hiervan was in latere tijd dat de naam Ionië gebruikt werd voor de hele westkust van Klein-Azië, inbegrepen het noordelijke Aiolische en het zuidelijke Dorische gebied. In Ionië ontstond de Griekse dichtkunst (zie Homeros, Archilochos), het proza (zie Herodotos, Hekataios) meer speciaal en op de eerste plaats de filosofie (zie Ionische Natuurfilosofen). Ook aan de Griekse kolonisatie namen zeer veel Ionische steden deel. Het samenhorigheidsgevoel met de bewoners van Attika en Euboia leefde voort, niet alleen door de verwantschap van de dialecten, maar ook door het bestaan van een gemeenschappelijke stamvader Ion, familieverbanden, phylen, sagen, erediensten, feesten, in het bijzonder de apaturia. Ionië werd in de oudheid voortdurend bedreigd door machtige buren, eerst door Lydië (zie Kroisos), daarna door de Perzen (zie Perzische Oorlogen, Achemeniden), ten slotte door de Atheners. De faam, die de Ioniërs genoten, nl. dat zij verwijfd waren, was ongetwijfeld onverdiend.

< >