Heilige Oorlog - In de Griekse oudheid een oorlog, verklaard en gevoerd door toedoen van de Amphiktionenraad bij de tempel van Delphi, tegen een van de leden die zich aan heiligschennende daden ten overstaan van Apollo schuldig gemaakt had.
De eerste Heilige Oorlog werd gevoerd in het begin van de 6e eeuw v.C. tussen Delphi en Cirrha aan de Korinthische Golf, op een tiental km ten zuidwesten van Delphi, ingevolge een betwisting van het tolrecht van Cirrha ten aanzien van de lieden, die het orakel gingen raadplegen. In 590 v.C. kwam Athene tussenbeide samen met Thessalië en Sikyon. Zij vernietigden Cirrha.
De tweede Heilige Oorlog was het gevolg van de overmeestering van Delphi door de Phokiërs (zie Phokis). De Spartanen kwamen tussenbeide en gaven de controle van het heiligdom weer in handen van Delphi. Doch kort daarop, in 448 v.C., greep Athene in onder de stuwing van Perikles en het toezicht kwam weer toe aan Phokis. Daarna werd Delphi weer bevrijd en de onafhankelijkheid werd erkend en vastgelegd in de vrede van Nikias in 421 v.C.
Bij de derde Heilige Oorlog was een groot aantal poleis van Griekenland betrokken en Philippos II van Make- donië kreeg hierdoor vaste voet in Midden-Griekenland. Aanleiding daartoe was de oorlogsbedreiging van Thebe, dat na Leuktra en Chaironea de Amphiktionie controleerde, gericht tot de Phokiërs in de lente van 356 v.C. met het doel de boete te doen betalen voor het bebouwen van de vlakte tussen Delphi en Cirrha. Deze vlakte behoorde tot het tempeldomein en was dus bezit van Apollo.
De Phokiërs bezetten daarop Delphi en sloegen de aanvallen van Boeotië en Lokris af. De Heilige Oorlog begon in de nazomer van 355, toen de Amphiktionenraad op verzoek van de Thebanen de oorlog verklaarde. Phokis kon aanvankelijk rekenen op de steun van Athene, Sparta en Achaia, en lichtte hulptroepen met het geld uit de tempelschat tegen een coalitie van Boeotië, Thessalië en Lokris. De strijd verliep met wisselende kansen, doch onder de bekwame leiding van Onomarchos vielen Phokiërs Boeotië, Lokris en Doris binnen en bezetten een deel van Thessalië. Dit deed een beroep op Philippos II. In 353 v.C. leed de hulpverlenende Philippos tweemaal een nederlaag. In 352 sneuvelde Onomarchos. Diens opvolger bezette de Thermopylen met de hulp van Athene, Sparta en Achaia. Samen verhinderden zij dat Philippos naar Midden-Griekenland kon doorstoten. In 347 v.C. waren Phokis en Thebe uitgeput door de volgehouden strijd. Thebe en Thessalië deden opnieuw een beroep op Philippos. Een partij in Phokis zocht steun in Athene en Sparta, doch de legeraanvoerder wees deze hulp van de hand in de overtuiging het alleen aan te kunnen. Hierop keerde Athene zich af en sloot in maart-april 246 een vredesverdrag met Philippos. Kort daarop moest Phokis zich aan Philippos overleveren. Deze laatste riep opnieuw de Amphiktionenraad bijeen. Phokis moest een bezetting dulden en een zware boete betalen. Zijn stem in de raad werd aan Philippos gegeven. Hierdoor kreeg Makedonië, dat slechts eigenbelang nastreefde, officieel medezeggenschap in louter Griekse aangelegenheden.