Epicurisme - Griekse (later ook en vooral Romeinse) wijsgerige leer, ontstaan in de hellenistische periode. Deze leer werd genoemd naar zijn grondlegger Epikouros van Samos (341-270 v.C.), die het Atheens burgerrecht bezat. Als leermeester had hij o.a. Xenokrates in Athene en Pamphilos op Samos, beiden academici (zie Akademeia). Ca. 307-306 keerde hij definitief terug naar Athene, en stichtte er in zijn tuin (de kèpos) een wijsgerige school. Zijn aanhangers, de epicuristen, worden daarom wel eens de tuinfilosofen genoemd.
Gedurende enkele jaren onderwees hij ook in Kolophon, Mytilene en Lampsakos. Lesgeven was voor hem een symphilosophein, een ‘filosoferen in gemeenschap’. In zijn leer is Epikouros gedeeltelijk afhankelijk van Demokritos; het is namelijk wel een materialisme, doch eerder een hylozoïsme. Het Zijn bestaat uit atomen, zoals bij Demokritos; de dood betekent een uiteengaan van deze deeltjes. Epikouros’ uitgangspunt was zijn kritiek op de godsdienst: dit is eigenlijk een ziekte, een angst voor de goden en het hiernamaals, ontstaan door de paniekzaaiende natuurverschijnselen. De filosofie moet de mens vrijmaken van deze waanvoorstellingen. Hiertoe kunnen de verschillende wetenschappen bijdragen: men mag overigens alleen op zijn zintuigen steunen als bron van kennis. Het epicurisme wil de mens verlossen, opdat deze tot een rust zou komen (de euthumia van Demokritos). Nu is het wel zo dat er goden bestaan, maar die leven in de intermundia (tussenwerelden), nl. de ruimten tussen de wereldlichamen. Zij zijn in rusttoestand, maar zij hebben met de mensheid helemaal niets te maken. Zij bezitten slechts de eigenschappen van onvergankelijkheid en gelukzaligheid. Men mag zulk een leer een ‘praktisch atheïsme’ noemen. De mens krijgt in dit perspectief meer waarde: door zijn denkkracht steekt hij uit boven de dieren. Het kenmerk van de mens is zijn vrijheid (doch geen absolute: het noodlot is werkelijk, maar men moet dit kunnen tarten). De leer van vrijheid is de grondslag van zijn ethiek. Door de vrijheid kan de mens de zielerust bereiken (de ataraxia). De belangrijkste component van deze ataraxia is de lust (hèdonè), maar niet zoals in het hedonisme van Aristippos.
In lust leven is leven volgens de natuur. Voor Epikouros is dit vooral negatief: de afwezigheid van smart en pijn en een vrede in de ziel.
Deze ethiek is individueel. Het individu moet alles vermijden wat die ataraxia in gevaar kan brengen. Daarom moet hij op de eerste plaats de politiek vermijden; lathe biosas (leef in het verborgene) was zijn raad. Wel stond Epikouros positief tegenover de vriendschap, een deugd die hij zijn leven lang heeft gecultiveerd, o.a. door talrijke brieven, naar Mytilene, Lampsakos, Egypte en Azië.
Zijn leer werd snel populair. Epikouros schreef vrij veel, doch weinig is bewaard gebleven. Als titels kennen we: Over de natuur (36 boeken), Over de Goden en Over het Einde. Bewaard bleven drie brieven over fysica, meteorologie en moraal, Kuriai doxai (‘Hoofdmeningen’). In een villa van Calpurnius Piso in Herculanum werden resten van een epicurische bibliotheek op papyrus bewaard. De voornaamste bron van het epicurisme is echter onrechtstreeks, nl. het werk De Rerum Natura van T. Lucretius Carus, waarin Epikouros als een verlossende heiland werd voorgesteld. De leer bleef bewaard en had aanhangers tot in de 4e eeuw n.C.
In het Grieks schreef Philodemos van Gadara (ca. 60 v.C.) Over de Goden, Over de Dood, Over de Muziek, en in Over de Vroomheid kritiseerde hij de goden. Hij was ook bekend als een dichter van liefdesepigrammen. Onbelangrijk zijn de leerlingen van Epikouros, nl. Metrodoros, Kolotes Hermachos. Van vele Romeinen weten wij dat ze epicuristen waren. De belangrijkste en bekendste waren de reeds genoemde Lucretius en Calpurnius Piso; dan een zekere Siro, die Vergilius beïnvloedde, Horatius en vele anderen. Bij velen echter was deze leer gedevalueerd tot een leer van het profiteren, iets wat de stichter zeker niet bedoeld had. Ook keizerin Plotina, echtgenote van keizer Traianus, was deze leer gunstig gezind. In de 2e eeuw n.C. gaf Diogenes van Oinoanda in Lykië op de wand van een zuilengang moraliserende aanwijzingen volgens de epicuristische leer. Tenslotte zij nog vermeld dat Epikouros zijn leer eens in vier punten had samengevat, die bewaard bleven bij Diogenes Laërtios, nl. 1. voor God mag men geen angst hebben; 2. de dood betekent gevoelloosheid; 3. het goede kan wel verworven worden; 4. het kwade kan wel verdragen worden.
Door zijn hele persoonlijkheid maakte Epikouros diepe indruk op zijn leerlingen.