Gepubliceerd op 12-09-2017

Caesar, Caius Iulius

betekenis & definitie

Caesar, Caius Iulius - Romeins staatsman, veldheer en literator (100-44 v.C.). Hij werd geboren in 100 v.C., toen zijn oom Marius consul was. Hij behoorde tot de oude gens der Iulii.

Bij de dood van Sulla vestigde hij zich als advocaat te Rome (78 v.C.), doch enkele jaren later ging hij op Rhodos welsprekendheid studeren. In deze periode wist hij zich reeds bij allerlei lagen van de bevolking populair te maken. Zo werd hij door het volk tot pontifex gekozen in 73 v.C. In 68 v.C. trok hij naar Spanje als quaestor, en in 65 werd hij aedilis curulis. Door allerlei geldverspillingen om zich nog populairder te maken raakte hij diep in de schuld. In 63 v.C. werd hij zo pontifex maximus. Het jaar daarop bereikte hij de politieke top als praetor, en vertrok na zijn ambtsjaar als propraetor naar Hispania Ulterior. Een zeer belangrijke fase was het sluiten van het eerste triumviraat, in 60 v.C., tussen Caesar, Pompeius en Crassus, omdat Caesar gekozen was tot consul voor het jaar 59 en omdat hij de tegenwerking van de senatus vreesde. Deze onderlinge particuliere afspraak diende om de politieke dromen van Pompeius en Caesar te verwezenlijken, met de financiële steun van Crassus.

In 58 v.C. werd hij proconsul in Gallia Cisalpina en Gallia Narbonensis, waarbij ook bepaald werd dat zijn mandaat vijf jaar duren zou. Van daaruit zette hij de verovering in van Gallia Transalpina, o.a. blijkbaar om een goed geoefend leger te vormen met het oog op een latere staatsgreep, waaraan hij waarschijnlijk reeds vaag dacht. Dit mandaat werd in 56 v.C, nadat de triumviri te Luca opnieuw waren samengekomen, verlengd met vijfjaar. In 55 v.C. trok hij de Rijn over, Germania binnen, terwijl ook een tweede expeditie, in 53 v.C., volledig mislukte. Een eveneens dubbele expeditie naar Britannia, waar de Kelten een werkelijke guerrillaoorlog voerden, bracht niet veel meer succes. Hij moest op het einde van de zomer 54 het eiland verlaten zonder de minste greep te hebben op de Keltische bewoners. De Gallische Oorlog eindigde in het jaar 52, toen de laatste machtige heerser van het land, Vercingetorix, gevangen genomen werd, m.a.w. na een campagne van acht jaar. Doch ondertussen was er heel wat veranderd in de houding van de triumviri, van wie Crassus de dood had gevonden in de strijd tegen de Parthen. De verstandhouding tussen Caesar en Pompeius ging zienderogen achteruit; door de dood van Iulia, de dochter van Caesar aan Pompeius uitgehuwelijkt, waren de banden tussen beide mannen veel losser geworden. Pompeius schaarde zich aan de zijde van de senaat, die Caesar gelastte zijn leger te ontbinden, nadat deze in 50 v.C. naar Gallia Cisalpina was afgezakt om dichter bij Rome zijn plannen te kunnen uitvoeren. Door allerlei intriges mislukten alle onderhandelingen tussen Caesar, Pompeius en de senaat. In 49 v.C. zette Caesar alles op alles en stak op 11 januari het riviertje de Rubico over, de grens van zijn territorium. Dit betekende een nieuwe burgeroorlog. Rome raakte in paniek. Pompeius en het grootste deel van de senaat vluchtten, Caesars trouwe legaat, Labienus, liep naar Pompeius over. Deze laatste trok naar Brundisium en scheepte zich vandaar in naar Griekenland. Caesar gaf er de voorkeur aan eerst de Pompeiani te verslaan; binnen enkele maanden had hij dit land in zijn macht. Daarop liet hij zich tot dictator benoemen en werd ten slotte opnieuw consul voor 48 v.C. Als dusdanig werd Pompeius nu de illegale partij. In januari 48 stak Caesar naar Griekenland over. Na enkele kleine gevechten besliste de slag bij Pharsalos in de zomer over het lot van Pompeius, die op ’t nippertje naar Egypte kon ontsnappen, nadat zijn troepen vernietigd waren. In Egypte werd Pompeius ten slotte nog vermoord. Na in Alexandria een korte oorlog te hebben gevoerd {zie Cleopatra), trok Caesar naar Klein-Azië, waar Pharnaces, de zoon van Mithri- dates VI, het rijk Pontos wilde uitbreiden. Deze werd na een zeer snelle tocht verslagen en Caesar kon daarom het bekende bericht naar Rome sturen: ‘Veni, vidi, vici’ (ik kwam, zag en overwon). In Rome was het rumoerig geworden door het karakterloos optreden van Antonius, die Caesar tijdens zijn afwezigheid verving. Caesar trachtte weer orde in de stad te brengen en wist een dreigende muiterij van zijn eigen troepen te onderdrukken. Daarna stak hij over naar Africa, dat hij ondanks het verzet van befaamde Pompeiani vrij snel in zijn macht kon brengen. Vele hem vijandige legeraanvoerders en hoge officieren werden gedood of pleegden zelfmoord. Bij zijn terugkeer in Rome liet Caesar ongeziene triomftochten organiseren, o.a. Vercingetorix werd hierin opgeleid. Zijn trouwe soldaten en officieren werden zeer rijkelijk beloond. De laatste resten van de Pompeiani werden in Spanje bij de stad Munda verslagen.

In Rome werd hij geëerd als nooit tevoren. Hij werd dictator en kreeg allerlei ereambten en privileges toebedeeld (in 45 v.C.): dictator voor tien jaar en de onschendbaarheid. Door allerlei sociale maatregelen kreeg hij het volk op zijn hand, doch niet de aristocraten. Zo voelden vele optimates dat de republiek en de vrijheid in gevaar waren. Dit verzet groeide uit tot een samenzwering en op de Iden van maart 44 v.C. werd Caesar vermoord in de senaat, in het theater van Pompeius. De twee voornaamste samenzweerders waren de senatoren Cassius en Brutus (zie Antonius).

Naast de vele progressieve maatregelen op alle gebied, b.v. de versiering van Rome, de bouw van Forum en basilica, hervorming van de kalender, die van Caesar een markante figuur maken, is er nog diens literaire bedrijvigheid.

Van Caesar als literator bezitten wij de zgn. Commentarii, persoonlijke notities, in dit geval van de bevelhebber, die dienden als verslagen voor de senaat. Zo onderscheiden we de Commentarii de Bello Gallico, de verslagen over de oorlog in Gallië (58-52 v.C.), in acht boeken geschreven tijdens de jaren 52-51 in de winterperiode in enkele maanden tijds, en de Commentarii de Bello Civili, de verslagen over de burgeroorlog (49-48 v.C.) in drie boeken. Behalve het laatste boek over de Gallische Oorlog zijn deze werken ongetwijfeld van Caesars hand. Doch op zijn naam staan ook enkele apocriefe werken, o.a. na dit achtste boek van de Bello Gallico, de Commentarii de Bello Alexandrino van 47 v.C. Beide zijn van A. Hirtius, een vriend van Caesar die eveneens deze oorlogen meemaakte. Van een onbekend auteur zijn de Commentarii de Bello Africano van 46 v.C. en de Commentarii de Bello Hispaniensi van 45 v.C.; deze laatste omvatten slechts één boek. Het voornaamste werk uit het corpus van Caesar is ongetijfeld dat over de Gallische Oorlog. Het bestaat dus uit zeven boeken, die jaar najaar de gebeurtenissen beschrijven. Het werk is een echt politiek gedenkschrift, voor een politicus vrij objectief, wel met de daarbij behorende kleine verdraaiingen en overdrijvingen. De waarde van het werk ligt gedeeltelijk in de inhoud zelf: de verovering van Gallië, de mislukkingen in Germania en Britannia vormen een echt epos, maar vooral in de vorm: het is het beste voorbeeld van het zuivere klassiek-Latijnse proza, waarin de auteur koel, nuchter en eenvoudig in de derde persoon over zichzelf spreekt; zuivere woordenschat, zuivere syntaxis geven haar, qua vorm, de eerste plaats in de schoollectuur.

Over de ontwikkeling van de eigennaam, de faam en de legendevorming rond deze figuur, zie het werk van F. Gundolf in de bibliografie.

Nawerking: De tragedies, door de figuur van I. Caesar geïnspireerd, zijn talrijk. De voornaamste zijn: Julius César (1550), door de Franse auteur M. Antoine Muret (1526-1585); César (1558), door Jacques Grévin (1538-1570); Cornélie (1754), door Robert Garnier; Caesar interfectus (1582), in het Latijn door de Engelsman Richard Edes. Tussen 1572 en 1584 verscheen het drama Julius Caesar redivivus door de Duitse auteur Nikodemus Frischlin (1547-1590); in 1623 verscheen het beroemde drama Julius Caesar van W. Shakespeare (1564-1616), nadat reeds in 1603 een tragedie Julius Caesar door William Stirling (1567-1640) was opgevoerd. Uit de 18e eeuw zijn de belangrijkste tragedies Giulio Cesare (1762), door Antonio Conti (1667-1749), die het gegeven later verwerkte in zijn Marco Bruto. In Frankrijk schreef F. Voltaire (1694-1778) La mort de César (1735), doch het werd pas opgevoerd in 1745; in Italië bracht Vittorio Alfiere (1749-1803) zijn Bruto Secondo (1787); Wolfgang Goethe (1749-1832) liet een onafgewerkte tragedie Cäsar na; de Spaanse auteur José Maria Diaz (1800-1888) schreef een classico-romantische tragedie Julio Cesar, in 1900 verscheen de komedie Caesar and Cleopatra van George Bernard Shaw (1856-1950); een van de laatste belangrijke theaterstukken is het drama Giulio Cesare (1926) door de Italiaanse dichter Enrico Corradini (1865-1931).

De oudste roman, door Caesar geïnspireerd is wellicht de Roman de Jules César van Jacot de Forêt (12e eeuw); de meest recente is De wrekende godin door A. Duggan, vertaald uit het Amerikaans Winter Quarters (1956); Les Amours de Jules César van Leon de Pas; The Ides of March (1948), roman door Thornton Wilder.

De belangrijkste muziekcomposities zijn o.a. de opera La prosperità infelice di Giulio Cesare (1646), door Francesco Cavalli; Cesare amante (1651), door de Italiaanse componist Antonio Pietro Cesti (1623-1669); Giulio Cesare (1724), door de Duitse componist Georg Friedrich Händel (1685-1759) op een libretto van Metastase; Giulio Cesare (1762), opera door de Portugese componist David Perez (1711- 1778); ouverture (1850) op de tragedie van Shakespeare door Robert Schumann (1810-1865); Giulio Cesare (1936), opera door de Italiaanse componist Giovanni Francesco Malipero (1882-1973).