Bouworden in Griekenland - In de klassieke periode bouwden de Grieken hoofdzakelijk hun tempels in steen en marmer; in de archaïsche periode waren de gebruikte materialen hout, leem en gebakken of gedroogde tegels. Tot het einde van de 5e eeuw v.C. pasten zij slechts twee bouworden toe, nl. de Dorische en de Ionische. De Dorische orde is ongetwijfeld de oudste en heeft als typisch herkenningsmiddel de Dorische zuil. Deze is zeer statig, slechts 5 à 6 modulen hoog (modulen = doorsnede aan de basis), met 16 a 24 cannelures, die op elkaar aansluiten; bovenaan een eenvoudig kapiteel met vierkante dekplaat en kussen. De zuilschacht rust niet op een basis, maar op de trap zelf, gewoonlijk van drie treden, waarvan de bovenste trede de stylobaton was.
De Ionische zuil is slanker, 8½ tot 9½ modulen hoog, met diepere cannelures, gescheiden door smalle banden. Deze zuil rust op een basis of voetstuk. Het kapiteel heeft een dubbele volute aan de hoeken, met rechte of lichtgegolfde bovenlijn, onder een dunne dekplaat. Omdat deze zuil slanker is, had hij minder weerstandsvermogen en omdat versterking van het gebruikte materiaal onmogelijk was, hebben de architecten ofwel het aantal zuilen verhoogd ofwel het fronton of tympanon, het driehoekig gevelveld erbovenop, weggelaten.
In beide gevallen, Dorische of Ionische orde, lag op de zuilen de hoofdbalk waarop de fries was aangebracht met doorlopend halfverheven beeldhouwwerk. In de Dorische orde wisselden de beeldenvelden of metopen af met trigliefen (steenblokken met drie inkervingen of gleuven). Boven de fries werd de kroonlijst (Gr.: geison, Lat.: corona) aangebracht en aan vóór- en achtergevel het spits toelopende gevelveld.
Aan het einde van de 5e eeuw kwam een derde bouworde op, nl. de Korinthische orde. Vooral in het Romeinse tijdperk kende deze orde een grote verspreiding. De algemene lijn van de zuilen lijkt op die van de Ionische orde, doch ze zijn nog hoger, met groter module dus. Alleen het kapiteel verschilt grondig, met een versiering ontleend aan het acanthusblad, met op de vier hoeken een volute van de Ionische orde in een beginperiode, wat trouwens naderhand verwaarloosd zou worden.