Aischines - Belangrijk en berucht Atheens redenaar (390-na 330 v.C.), de grote politieke tegenstander van Demosthenes. Aischines sproot voort uit een geringe familie en in zijn jongemannenjaren beoefende hij allerlei beroepen, o.a. soldaat, tragisch acteur, klerk bij een openbaar ambt. Daarna ging Aischines in de politiek. Na de val van Olynthos in 348 v.C. werd hij door Euboulos naar de Peloponnesos gestuurd om de bevolking van Arkadië te winnen voor een coalitie tegen Philippos van Makedonië. Kort daarop zag hij af van een anti-Makedonische politiek, evenals Euboulos, en sprak hij zich uit voor vrede en samenwerking met Philippos. In 346 maakte Aischines deel uit van het gezantschap dat met Philippos ging onderhandelen over de vrede, die tot stand kwam onder de benaming Vrede van Philokrates. Om zijn houding bij Philippos werd hij in 343 v.C. door Demosthenes aangeklaagd, omdat hij zich blijkbaar had laten omkopen. De verdedigingsrede van Aischines, Over het Gezantschap, is bewaard gebleven. Hij werd door een kleine meerderheid vrijgesproken. Dit proces volgde op een ander in 345 v.C., waarin een vriend van Demosthenes, Timarchos, met dezelfde aanklacht tegen Aischines was opgetreden. Doch de sluwe Aischines had een tegenbeschuldiging, Tegen Timarchos, op grond van immoreel leven geformuleerd en won dit proces eveneens. Ook deze rede is bewaard gebleven.
Na 340 was hij de belangrijkste tegenstrever van Demosthenes op het gebied van de buitenlandse politiek. In 339 vaardigde men Aischines af als lid van de Amphiktionenraad van Delphi. Hier intrigeerde Aischines tegen Amphissa, beschuldigde de inwoners (Lokriërs) van heiligschennis en er volgde een Heilige Oorlog. Deze was aanleiding tot een interventie van Philippos van Makedonië in de binnenlandse aangelegenheden van de Griekse staten en directe oorzaak van de slag van Chaironea in 338 v.C. en dus van het einde van de Griekse onafhankelijkheid.
De laatste tweestrijd tussen de grote tegenstanders, Aischines en Demosthenes, begon in 336 v.C., toen Ktesiphoon, een vriend van Demosthenes, een voorstel bij de Boulè indiende om Demosthenes publiekelijk te danken voor de aan Athene bewezen diensten en schenkingen, en hem daarvoor een erekroon te verlenen. Aischines repliceerde met de beschuldiging dat dit decreet onwettelijk was. Om onverklaarbare redenen sleepte het proces zes jaar lang aan en de beslissende fase vond eerst plaats in 330 v.C. (zie Demosthenes). In zijn aanklacht viel Aischines de hele politieke loopbaan van Demosthenes aan als een schadelijke activiteit voor de belangen van Athene. Deze rede, Tegen Ktesiphoon, is zijn derde, die bewaard is gebleven. Tegen de beschuldiging reageerde Demosthenes met zijn beroemdste redevoering, Over de Krans. De jury sprak Ktesiphoon met een grote meerderheid vrij en sanctioneerde aldus de politiek van Demosthenes. Tengevolge hiervan moest Aeschines in ballingschap gaan omdat hij de hoge boete niet kon betalen, en hij vestigde zich als leraar in welsprekendheid op het eiland Rhodos.
Aischines was de grote concurrent en gevaarlijkste tegenstrever van Demosthenes, doch inzake persoonlijkheid en idealisme was hij veruit de mindere. Aischines was grenzeloos ijdel en het ontbrak hem aan noodzakelijk doorzicht in de politiek, waardoor hij onmogelijk beseffen kon welke de ware bedoelingen van Philippos waren, of naar waarde schatten het zuiver idealisme en de grootheid van Demosthenes. In welke mate hij de veile naloper van Philippos was, blijft een onopgeklaarde beschuldiging.
Op louter oratorisch vlak was Aischines zeer knap; hij was een redenaar, die zonder technische voorbereiding - tenzij dan zijn activiteit als toneelspeler - maar met meeslepende gemakkelijkheid in de dictie zijn toehoorders kon overtuigen. Aischines schreef voor anderen veel pleidooien als logograaf, doch in de belangrijke processen, waarin hijzelf optrad, hanteerde hij het wapen van het woord zonder veel voorbereiding, die hij als geslepen improvisator niet nodig had.