De goden van de Grieken en Romeinen leken erg veel op gewone stervelingen. Een van de verschillen was, dat ze altijd jong bleven en nooit stierven.
Ze hadden dat te danken - dachten de Grieken - aan het eten van ambrozijn en het drinken van nectar: twee hemelse spijzen, die hun iedere dag gebracht werden door een vlucht zwaarbeladen duiven.