(Skiermuontseach), Ned. waddeneiland, tevens gemeente in de prov. Friesland.
Tot 1580 behoorde Schiermonnikoog (het eiland van de schiere of grijze monniken) tot het klooster Klaarkamp onder Rinsumageest. Behoorde na 1580 tot Friesland, dat het 1638 verkocht aan de familie Stachouwer, die het tot de Franse tijd als een vrije heerlijkheid bezat. Daarna tot 1858 in bezit van J.E. Banck. die 4 km2 liet indijken (Banckpolder). Hij verkocht het 1892 aan de Duitse graaf Von Bernstorff-Wehningen. Na de Tweede Wereldoorlog werd Schiermonnikoog door de Staat der Nederlanden overgenomen.
Vooral in vroeger eeuwen was de bevolking van Schiermonnikoog geheel op de zeevaart georiënteerd. In 1867 woonden er nog meer dan 60 kapiteins van koopvaardijschepen: had 1871-1934 een zeevaartschool. Vooral in de 18e eeuw heeft het eiland grote stukken aan de zee moeten prijsgeven. liet enige dorp. Oosterburen, thans Schiermonnikoog genaamd, werd ca. 1760 gebouwd.LITT. H.J.Moerman e.a., Schiermonnikoog (1938); O.Haverkamp, Schiermonnikoog (1946); W.J.Formsma, De heerlijkheid Schiermonnikoog (in: Gron. Volksalmanak 1956): L.Mellema, Het eiland Schiermonnikoog in het verlopend tij der historie (1964): J.Abrahamse en A.Koning. Schiermonnikoog. Van Westerstrand tot Willemsduin (1969); L.Mellema. Schiermonnikoog (1973).