in het vm. Ned.-Indië een regeringscollege (1609 1945).
Oorspronkelijk een college van advies voor de gouverneur-generaal: al spoedig kwam in de 17e eeuw (instructie van 1650) de hoogste besturende en wetgevende macht in Ned.-Indië bij de Raad te berusten (tot 1798). Hij bestond uit de gouverneur-generaal, 4—6 ordinaris-leden en 2—4 extra-ordinaris-leden. Na de Franse tijd werd zijn macht drastisch ingeperkt en vastgesteld bij de bestuurshervorming van 1836 (toen hij de naam Raad van Ned.-Indië kreeg), die de Raad slechts een adviserende taak liet. De Wet op de staatsinrichting van Ned.-Indië (1.1.1926) maakte ook Indonesiërs benoembaar in de Raad.