in de Republiek der Verenigde Nederlanden het gebed voor de overheid in de kerk. In 1663 gelastten de Staten van Holland de predikanten om ‘met weglating van de stadhouder’ voortaan te bidden voor de Staten van het gewest, dan voor de bondgenoten (Staten der andere gewesten), de Staten-Generaal en de Raad van State.
Deze regeling was in overeenstemming met de bestaande toestand (tijdens het le stadhouderloze tijdperk waren de Staten van het gewest souverein), maar lokte toch sterke protesten van Friesland en Zeeland uit en van de stadhouderlijke partij. Door inhouding van de traktementen dwongen de Staten van Holland onwillige predikanten tot gehoorzaamheid. Ook hier speelde de souvereiniteitskwestie tussen de Staten van Holland en de Staten-Generaal een rol.