Ned. antirevolutionair staatsman. *13.4.1885 Goëngamieden (bij Sneek). ✝ 7.9.1961 's-Gravenhage. Advocaat te Leiden en Sneek; 1920—30 lid van Gedeputeerde Staten van Friesland: 1930 hoogleraar aan de Vrije Universiteit; 1939 minister van Justitie in het ministerie-De Geer; ging mei 1940 met de regering naar Londen; nam sept.1940 de leiding van de regering op zich na het aftreden van De → Geer (1e ministerie Gerbrandy 3.9.1940—3.2.1945): beheerde achtereenvolgens ook de portefeuilles van Justitie, Koloniën en Algemene oorlogvoering: forceerde na terugkeer in het bevrijde Zuiden een kabinetscrisis (→ G.J.van Heuven Goedhart): vormde 23.2.1945 het 2e ministerie-Gerbrandy tot 24.6.45 zonder socialisten, maar met een sterke r.-k. vertegenwoordiging en een aantal leden van de vm.
Ned. Unie. welk kabinet sterk onder invloed van het Militair Gezag stond: 1948-58 lid van de Tweede Kamer: 1946—50 voorzitter van het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid tegen de losmaking van Indonesië uit het rijksverband: drong aan op steun aan de republiek Zuid-Molukken: 13.4.1955 minister van Staat; bekleedde ook vele functies in het bedrijfsleven. Werken: Het Heimstattenrecht (diss. 1911); Enige hoofdpunten van het regeringsbeleid in Londen gedurende de oorlogsjaren 1940-45 (1946).Litt. Verslagen Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-45 (II, V, VII en VIII, 1949-56); Antirevolutionaire Staatkunde xxxi, 1961 (speciaal nr. over Gerbrandy); K.dc Vries (red.). P.S.Gerbrandy (1976); M.M.Rietveld. Mr. P.S.Gerbrandy (in: SH, 1978).