Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Louis Jozef Maria Beel

betekenis & definitie

Ned. politicus, *12.4.1902 Roermond, ✝ 11.2.1977 Utrecht. Studeerde rechten te Nijmegen, waar hij in 1935 promoveerde op Zelfbestuur of afhankelijke decentralisatie? Van 1934—42 plaatsvervangend gemeentesecretaris van Eindhoven; van 1942—44 advocaat: van 1945-46 en 1951—56 minister van Binnenlandse Zaken; van 1946-48 en 1958-59 premier.

Van 1948-49 hoge vertegenwoordiger van de Kroon in Indonesië en van 1949—52 buitengewoon hoogleraar in het bestuursrecht te Nijmegen. In 1956 behoorde Beel met Gerbrandy en Tjarda van Starkenborgh Stachouwer tot de 'commissie van drie', die een onderzoek moest instellen naar rond het koninklijk huis gerezen kwesties i.v.m. de aanwezigheid op Soestdijk van de gebedsgenezeres Greet Hofmans en dienaangaande advies moest geven. In 1956 werd hij benoemd tot minister van Staat. Nadat hij in 1958 nog voor enkele maanden premier van een interim-kabinet was geweest, werd hij in 1962 lid van de Raad van State (tot 1973 vice-president). Bij elke kabinetscrisis was Beel de vertrouwde raadsman van de koningin. Hij was informateur bij de kabinetsformatie van 1963 (waarbij zijn bemoeienissen tot het ‘akkoord van Wassenaar’ leidden) en bij die van 1967.

< >