graafschap, later hertogdom, dat het noordoosten van de Belg. prov. Luik en het zuidelijk deel van de Ned. prov.
Limburg omvatte: genoemd naar de burcht Limburg aan de Vesdre; ca. 10Ü0 ontstaan uit de verbrokkeling van de Luikergouw, waarvan echter verschillende delen waren afgescheiden, o.a. het graafschap Dalhem en de heerlijkheid Valkenburg. Midden 11e eeuw behoorde de Luikergouw aan Frederik van Luxemburg. hertog van Neder-Lotharingen. Zijn dochter Judith huwde graaf Walram I van Aarlen. In 1101 werd aan hun zoon graaf → Hendrik I van Limburg door keizer Hendrik iv de waardigheid van hertog van Neder-Lotharingen toegekend, welke waardigheid hem 1106 door keizer Hendrik v weer ontnomen werd en geschonken aan → Godfried I van Leuven (hertog van Brabant). Om deze hertogstitel ontstonden er oorlogen tussen Limburg en Brabant. Keizer Lotharius gaf hem 1128 opnieuw aan het Limburgse Huis en wel aan Walram II, die 1118 door zijn huwelijk met Judith, (Jutta) dochter van → Gerard II van Gelre, ook graaf van Wassenberg was geworden.
Al wist Walram II een overwinning op Brabant bij Duras te behalen (1129). toch kon de Limburgse dynastie haar aanspraken niet doorzetten. In 1273 huwde de dochter van Walram IV, Irmgard. met Reinoud I van Gelre. Door haar kinderloos overlijden (1283) ontstond de Limburgse Successieoorlog, waardoor na de overwinning van Jan I van Brabant bij Woeringen (5.6.1288) Limburg bij Brabant werd gevoegd. (→ Brabant. → Gelderland).Litt. S.P. Ernst. Hist. du Limbourg (7 dln. 1837-52); P.C.Boeren. De oorsprong van Limburg en Gelre en enkele naburige heerschappijen (1938).