Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Leonardus Gerardus Kortenhurst

betekenis & definitie

Ned. jurist en politicus. *12.11.1886 Weesp, ✝ 13.1.1963 ’s-Gravenhage. Studeerde rechten te Amsterdam; 1925 lid van de Tweede Kamer voor de R.K.Staatspartij (rksp); 1948 tot zijn dood voorzitter van de Tweede Kamer.

Bekleedde tal van functies o.a. 1915—46 algemeen secretaris van de Katholieke Werkgeversvereniging; medeoprichter en bestuurslid van de Stichting van de Arbeid; had vele commissariaten in het Ned. bedrijfsleven. Verdedigde na de Tweede Wereldoorlog o.a. het Holdert-concern (De Telegraaf) en P.Menten. Werken: De bevoegdheid van den rechter om ongestraft te laten (diss. 1913); Ondernemersovereenkomsten (1917); Reorganisatie van de Kamers van Koophandel (1919); Voortbrenging, werkloosheid en loonpolitiek (1925); Het belang der nijverheid bij actieve handelspolitiek (1927); Het belang van kartel en trust voor Nederland (9128); Actieve handelspolitiek (1932); De collectieve arbeidsovereenkomst (1939); Was samenwerking met den vijand geoorloofd? (1945).Litt. J. Rogier, Kortenhorst, advokaat van kwade zaken (in: Een zondagskind in de politiek, 1980).

< >