kwam reeds in de oudste tijden voor als economische noodzaak. Tot monstrueuze vormen groeide zij echter tijdens de opkomst van de moderne industrie (18e— 19e eeuw).
In Nederland diende de gouverneur van Overijssel, J.H. graaf van Rechteren van Appeltern, 1839 een wetsvoorstel in tegen kinderarbeid, dat door een regeringsenquete van 1841 verdrongen werd. Hoewel toen bleek dat er b.v. arbeidstijden van kinderen voorkwamen van 15 uur, zag de regering geen reden voor ingrijpen. Ook een 1860 op verzoek van de regering door De Vries Robbé uitgebracht rapport leidde niet tot resultaten. Evenmin deed dit een 1861 uitgevoerde enquête. Een rapport 1867 uitgebracht door een staatscommissie onder leiding van De Vries Robbé kon de regering ook niet overtuigen. Tenslotte leidde een 27.2.1873 door het liberale kamerlid → S. van Houten ingediend wetsvoorstel tot de regeling van de kinderarbeid.
De Wet op de Kinderarbeid van 19.9.1874 is bekend geworden als het Kinderwetje van Van Houten. Er werd een verbod tot kinderarbeid ingevoerd voor kinderen beneden de 12 jaar. Dit verbod was niet van toepassing op huishoudelijke en persoonlijke diensten en op veldarbeid. Nachtarbeid werd niet verboden, de werktijd werd niet geregeld. Een enquête 1886 naar de resultaten van deze wet leidde 1889 tot de eerste Arbeidswet. De Arbeidswet-1919 geeft een verbod voor kinderen beneden 15 jaar.
De wet geldt niet ten aanzien van lichte arbeid in de schoolvakantie, ook als het kind boven 15 jaar nog geheel of partieel leerplichtig zou zijn. De Arbeidsinspectie kan ontheffing verlenen van het verbod op kinderarbeid in het belang van onderwijs, kunst en wetenschap, zoals bij het optreden voor toneel, film en televisie.
België. de Belg. wetgeving op de kinderarbeid stamt van 13.12.1889, werd gecoördineerd door het kb van 28.2.1919 en is toepasselijk op alle ondernemingen onderworpen aan de wetgeving op de arbeidsduur of die geklasseerd zijn als gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen. Het is verboden kinderen beneden 14 jaar in de aan de wet onderworpen ondernemingen te doen arbeiden. Dit verbod geldt tevens voor de thuisarbeid voor rekening van een bedrijfshoofd. Een kb van 3.5.1926 heeft de vroeger getroffen maatregelen om reden van de zwaarte van de arbeid of haar gevaarlijk of ongezond karakter gecoördineerd, voor de mannelijke jeugd van 14-16 jaar en meisjes of vrouwen van 14-21 jaar. Verder geldt verbod van nachtarbeid voor de mannelijke jeugd beneden 18 jaar en voor vrouwen, behoudens wettelijke uitzonderingen. Op algemene wijze bestraft art. 81 van de Wet van 8.4.1965 op de Jeugdbescherming, gewijzigd bij wet van 16.3.1971, al wie een kind beneden de volle leeftijd van 16 jaar gebruikt tot voor zijn krachten kennelijk te zwaar werk. Uitzonderingen voor beperkte duur en activiteiten kunnen worden toegestaan voor manifestaties van culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige en artistieke aard, film-, televisie- en radio-opnamen, en modevoorstellingen.
Litt. J.C.Vleggeert. Kinderarbeid in Nederland 1500-1874 (1964): J.C.Vleggeert, Kinderarbeid in de 19e eeuw (2e dr.. 1978): A.Postma, de mislukte pogingen tussen 1874 en 1889 tot verbetering en uitbreiding van de Kinderwet-Van Houten (1977).