[<Fr. châtellenie] territoriale indeling van het middeleeuwse graafschap Vlaanderen, oorspr. bestuurd door een burggraaf. Kwam overeen met de instellingen in de andere Nederlandse gewesten als baljuwschap, meierij, proostschap.
De burggraven hadden bestuurlijke en rechterlijke bevoegdheid in hun kasselrij; hun ambt was erfelijk. Sedert de 12e eeuw poogden de graven, die zich in hun macht bedreigd voelden door de burggraven, dezen te vervangen door vastbetaalde ambtenaren. De kasselrijen bleven in Vlaanderen bestaan, als een soort plattelandsdistricten, tot 1795, toen de bestuurlijke indeling van de Franse republiek ingevoerd werd.Litt. W.BIommaert, Les châtelains de Flandre (1915); P.Rolland. L’origine des châtelains de Flandre (in: RBPH 1927); F.L.Ganshof, Recherches sur les tribunaux de châtellenie en Flandre (1932); A.C.F.Koch, de rechterlijke organisatie van het graafschap Vlaanderen (1951); W.Prevenier. De leden en de Staten van Vlaanderen (1961); J.van Rompaey. Het grafelijk baljuwrecht in Vlaanderen (1967).