Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Karel I de Grote

betekenis & definitie

koning der Franken (768-814), Rooms keizer (800-14), *742, ✝ 28.1.1814 Aken; oudste zoon van → Pippijn III. Na diens dood (768) kregen Karel en zijn broer Karloman ieder een rijkshelft, maar bij de dood van deze laatste (771) ging Karel alleen regeren; voerde 772—804 strijd tegen de Saksen onder hun koning Widugis (Wittekind), versloeg 774 de Langobarden en liet zich tot hun koning uitroepen, onderwierp 785 de Friezen, 788 de Beieren, 796 de Avaren en veroverde Spanje tot de Ebro op de Moren (795-811).

Zo had hij een rijk gesticht. dat zich uitstrekte van Theiss, Donau. Elbe tot de Noordzee en van N.-Spanje en Z.-Italië tol de Oostzee. Als heerser over het grootste deel der westelijke christenheid voldeed Karel aan de voorwaarden om erkend te worden als opvolger van de Romeinse keizers: 800 tot Rooms (Romeins) keizer gekroond door paus Leo III, waardoor in West-Europa een ideaal herleefde, een universeel gezag met de opdracht de christelijke wereld te beschermen en uit te breiden. Karel herstelde de oude gouwen, die reeds onder Clovis hadden bestaan, met aan het hoofd → graven; markgraven (markiezen) stonden aan het hoofd van grens- of markgouwen (o.a. Spaanse mark. Oostmark en Deense mark); zendgraven (missi regii) hielden toezicht op de graven.

Op economisch gebied waren belangrijk zijn maatregelen betreffende de exploitatie van de domeinen, de organisatie van de munt ( → denarius) en de verbreiding en bevestiging van het → leenwezen. Karel bracht een herleving van de cultuur tot stand ( → Karolingische renaissance); wat er aan geschriften uit de oudheid over was, liet hij bestuderen; oude Germaanse wetten liet hij optekenen; aan zijn hof verbleven o.a. Alcuin, zijn voornaamste raadgever en Einhard, schrijver van Karels biografie, de Vita Caroli Magni. Karel trok van de ene → palts naar de andere; vertoefde het liefst te Aken of Nijmegen.Litt. O.Abel en B.v.Simson, Jahrbücher des Fränkischen Reiches unter Karl dem Groszen (2 dln.. dl. I in 2e uitg., 1883-88); ELot, C.Pfister, EL.GanshoE Les destinccs de 1’Empirc en Occidcnt de 395 ä 888 (2e dr.. 1940-41); J.Calmette, Charlemagne (1945); J.L.Walch, Karolus Magnus (1947); D.Bullough, The age of Charlcmagne (1965); L.Halphen, Charlemagne et Pempire carolingien (2e dr., 1968); W.Braunfels e.a., Karl der Grosze (4 dln.. 1965—68); EL.Ganshof, The Carolingiens and the Frankish monarchy (1971); A.W.van de Bunt. Karel de Grote (1971); R.C.van Caenegem, Karel de Grote (in: SH 1971, met Litt.); S.L.de Blaauw, Karel de Grote en de Beeldenstrijd (in: SH 1976, met Litt.).

< >