Ned. r.k. politicus, *31.1.1882 Breda, ✝ 23.3.1962 's-Gravenhage. Studeerde rechten te Utrecht; vestigde zich als advocaat en procureur; 1917—33 lid en 1929—33 tevens voorzitter van de Tweede Kamer.
Behoorde tot de progressieve groep in de Rooms-Katholieke Staatspartij; 1933—37 minister van Justitie: 1937—39 en 1945—48 lid en voorzitter van de Tweede Kamer. Veroorzaakte 1923 een kabinetscrisis door zijn oppositie tegen de Vlootwet. Van 1948-51 vice-premier zonder portefeuille, speciaal belast met zaken betreffende de Koninkrijksdelen; 1951 minister van Staat en tevens 1951-57 lid van de Raad van State; 1952-54 voorzitter van de Staatscommissie voor de grondwetsherziening.