Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Johannes Bosch

betekenis & definitie

graaf van den. Ned. staatsman, *2.2.1780 Herwijnen, ✝28.1.1844 ’s-Gravenhage.

Ging 1798 als luitenant naar het toenmalige Ned.-Indië, nam in 1808 ontslag als kolonel; kreeg in Nederland teruggekeerd 1815 de leiding van de directie der Oostindische militaire zaken; 1819 op non-activiteit; legde met zijn Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering en de belangrijke voordeelen eener algemeene armeninrichting in het rijk der Nederlanden de grondslag voor de Maatschappij van Weldadigheid. Met zijn Ned. bezittingen in Azië, Amerika en Afrika in derzelver toestand en aangelegenheid voor dit Rijk wijsgerig, staathuishoudkundig en geografisch beschouwd (1818) keerde hij zich tegen de opvattingen van II.W.→ Daendels en T.S.→ Raffles. Van 1827—28 commissaris-generaal van West-Indië, 1828-33 gouverneur-generaal van Ned.-Indië: nam 6.3.1829 in een nota stelling tegen het kolonisatierapport van Du → Bus de Ghisignies (→ Elout). Van1833- 34 commissaris-generaal, om de tegenstand van de Raad van lndië te breken. In deze functie streefde hij de consequente doorvoering van het → cultuurstelsel na. Van 1834-39 minister van Koloniën. Uitgaven: Briefwisseling tussen J.v.d.Bosch en J.C.Baud, door J.J. Westendorp Boerma (in: Werken hist. Genootsch., 3e serie, nr. 80—81. 1956); Particuliere briefwisseling tussen J.v.d.Bosch en D.J.Eerens 1834—40, door F.C.Gerretson en W.Ph.Coolhaas (1960).

Litt. J.J.Westendorp Boerma, J.van den Bosch als sociaal hervormer (1927); J.J.Westendorp Boerma. Een geestdriftig Nederlander, J.van den Bosch (1950); G.J.W.de Jongh, Beschr. van een verzameling stukken afkomstig van J.van den Bosch en enige van zijn nakomelingen (1968).

< >