Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Jan van Ruusbroec

betekenis & definitie

Zuidned. mystiek schrijver, *1293 Ruusbroec bij Brussel, ✝ 2.12.1381 Groenendaal. Kapelaan van de St.

Goedelekerk te Brussel (1317); trok 1344 naar de vallei van Groenendaal in het Soniënbos ten zuiden van de stad, waar 1350 een klooster van reguliere kanunniken werd gesticht onder de regel van Augustinus, dat hij tot zijn dood als prior bestuurde (→ Congregatie van Groenendaal). Was reeds tijdens zijn leven ver buiten zijn gewest beroemd. Toont in zijn geschriften sterke neiging tot symboliseren, vooral blijkend uit zijn allegorische verklaring van bijbelteksten; stelt scherp tegenover elkaar het ‘Godscouwende leven’ en het leven, waarin men zich slechts om aardse dingen bekommert. Uitg. Volledige werken door het Ruusbroecgenootschap (2e dr. 1944).LITT. Ruusbroec-genootschap. J.v. Ruusbroec. leven, werken (1931); W.H.Beuken, Ruusbroec en de middeleeuwse mystiek (1946); C.Wilkeshuis. Ruusbroec en de Moderne Devotie (in: Overijssel Jb. 1953); A.Ampe. Kernproblemen uit de leer van Ruusbroec (3 dln. 1951-57); C.Wilkeshuis, J.v. Ruusbroec (1964); A.Ampe, Ruusbrocc (1975).

< >