Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Jan Kops

betekenis & definitie

Ned. landbouwkundige, *6.3.1765 Amsterdam, ✝ 9.1.1849 Utrecht. Doopsgezind predikant te Leiden sinds 1788; verdiepte zich na 1792 in de kruidkunde: ontwierp een plan tot vruchtbaarmaking van de duinstreek; nam het initiatief tot uitgave van het grote plaatwerk, de Flora Batava (28 dln. 1800—1934); werd 1800 benoemd tot commissaris van landbouw; deed als zodanig veel voor de oprichting van gewestelijke commissies van landbouw (1805).

Eveneens op zijn initiatief kwam het eerste Ned. landbouwtijdschrift. Magazijn van Vaderlandschen Landbouw (6 dln. 1803 -14), tot stand. Stichtte 1808 het Kabinet van Landbouw, waarin hij landbouwwerktuigen uit het hele land bijeenbracht ter voorlichting van de boeren. Ook de jaarlijkse landbouwverslagen (1806-1966) danken hun ontstaan aan hem; 1815 hoogleraar in de landhuishoudkunde en kruidkunde te Utrecht. Werken: Onze landbouw in het jaar 1800 (in: Tijdschr. voor Staathuishk. en Statistiek, 1860—61); Levensberigt betrekkelijk mijne werkzaamheden voor het publiek en hetgeen hierop invloed had (medegedeeld door W.M.Zappcy in: Econ. soc. hist. Jb., 1970).Litt. J.Baert, J.Kops. pionier van Hollands landbouw (1943): J.M.G.van der Poel, Heren en boeren (1949); J.M.G.van der Poel, Een onbekende verhandeling van Jan Kops (in: Hist. Agr.. 1953).

< >