Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Jan Anthonisz. van Riebeeck

betekenis & definitie

Ned. koloniaal bewindsman. *21.4.1619 Culemborg. ✝ 18.1.1677 Batavia. Vertrok 1639 als onderchirurgijn in dienst van de voc naar Batavia.

Keerde, nadat hij wegens particuliere handel ontslagen was. 1648 terug en vestigde zich als koopman te Amsterdam, maakte reizen naar Groenland en West-Indië. Toen het eiland Sint-Helena niet langer als aanloop en verversingsstation bleek te voldoen, zette Van Riebeeck in zijn Nadere consideratie de mogelijkheden van Kaap de Goede Hoop uiteen. Werd 1651 door de Heren xvn aangesteld als koopman en kwam 6.4.1652 bij de Kaap aan; stichtte er een fort en enige huizen, het begin van Kaapstad. Bouwde in tien jaar de Kaapkolonie op tot een onmisbaar verversingsstation. Ging 1662 naar Indië als commandeur van Malakka en lid van de Raad van Justitie; 1665 secretaris van de Raad van Indië. Uitg.: Dagverhaal (Werken Hist.

Gen. 3 dln. 1884—93). Journal 1651-55 door H.B.Thom (3 dln. 1952). Daghregister door D.B.Bosman en H.B.Thom (1952).Litt. C.Leipoldt. J.van Riebeeck (1936); E.C.Godee Molsbergen. J.van Riebeeck en zijn tijd (1937); D.B.Bosman. Brieven van Johanna Maria van Riebeeck en andere Riebeeekiana (1952): W.C.Mees. Maria Quevellerius, huisvrouw van J.van Riebeeck en haar omgeving (1952): A.J.Böeseken, Jan van Riebeeck en sv gezin (1974).

< >