Ned. politicus, *22.3.1822 Goes, ✝3.3.1902 's-Gravenhage. Maakte fortuin in Oost-Indië en keerde 1859 als vermogend man naar Nederland terug: maakte naam met zijn geschrift Regeling en uitbesteding der suikercontracten op Java (1860); 1862 lid van de Tweede Kamer; 1863 minister van koloniën in het tweede ministerie-Thorbecke: 1864 werd zijn Comptabiliteitswet, waardoor voortaan de Indische begroting aan de goedkeuring van de Staten-Gencraal onderworpen werd. aangenomen; kwam in conflict met Thorbecke betreffende het → Cultuurstelsel.
Fransen van de Putte wenste als jong-liberaal opheffing van dit stelsel, ten einde Indië te kunnen openen voor het particuliere kapitaal: Thorbecke meende het 'batig slot (→ batig slotpolitiek) niet te kunnen missen. In febr. 1866 trad Thorbecke naar aanleiding van een bijkomstige kwestie uit het ministerie. Fransen van de Putte reorganiseerde het kabinet, werd zelf weer minister van Koloniën, maar trad in hetzelfde jaar af, toen zijn ontwerp-cultuurwet door de kamermeerderheid (waaronder Thorbecke) verworpen werd. In het ministerie-De Vries-Geertsema (1872—74) opnieuw minister van Koloniën; daarna lid van de Eerste Kamer.Litt. R.Reinsma, Sociaal-econ. denkbeelden van Fransen van de Putte (in: TvG, 1975); P.v.Schilfgaarde, Thorbecke tegenover Fransen v.d.Putte in 1866 (in; BMHG, 1960): R.Reinsma. Keuchenius als tegenhanger van Fransen van de Putte (in: TvG, 1961); C.Fasseur. Van suikercontractant tol kamerlid (in: TvG. 1975, met Litt.).