Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Inkomstenbelasting

betekenis & definitie

belasting op de inkomsten van natuurlijke personen.

In Nederland waren tot in de 2e helft van de 19e eeuw de meeste belastingen indirect; de accijnzen vormden het hoofdbestanddeel van de staatsinkomsten (→ impost). Naast de grondbelasting was er een heffing op de bedrijven, patentrecht. Van een belasting op inkomsten was men afkerig; wetsvoorstellen voor een inkomstenbelasting van minister Van Bosse in 1848 en 1870 werden verworpen. Bij de wet van 27.9.1892 werden de inkomsten uit de vermogens boven f 13.000 belast. De wet van 2.10.1893 belastte de winsten uit beroep en bedrijf en uit vermogen onder de f 13.000. Krachtens de wet van 19.12.1914 maakte de gesplitste inkomstenbelasting plaats voor de algemene.

Sinds het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941, dat na afloop van elk kalenderjaar het in dat jaar genoten inkomen belastte, evenals de Wet op de Inkomstenbelasting (wet van 16.12.1964, Stb. 519) thans, bestaat de mogelijkheid dat zulke inkomsten verbruikt zijn wanneer de aanslag komt. Ter beperking van dit risico vinden voorheffingen, de loonbelasting, de dividendbelasting en in een enkel geval de kansspelbelasting plaats.

In België werd door de wet van 20.11.1962 het sedert 1919 geldende stelsel van de cedulaire of gesplitste belastingen verlaten om over te schakelen naar dat van de globale inkomstenbelasting. Fr zijn thans 4 categorieën:

1. een belasting op het globaal inkomen van de rijksinwoner. personenbelasting geheten;
2. een belasting op het globaal inkomen van de rechtspersonen die zich met een exploitatie of met winstgevende handelingen bezighouden, vennootschapsbelasting gehelen;
3. een belasting op de inkomsten uit onroerende goederen en op de inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen van niet in 2. bedoelde rechtspersonen naar Belg. recht, rechtspersonenbelasting geheten:
4. een belasting op de inkomsten in België behaald of verkregen door niel-rijksinwoners en door buitenlandse vennootschappen, belasting der niet-verblijfhouders geheten.

De wetsbepalingen betreffende de inkomstenbelasting werden in een wetboek der inkomstenbelasting gecoördineerd door het kb van 26.2.1964 (Stb. 10.4.1964). Sindsdien herhaaldelijk gewijzigd, het laatst bij kb van 16.3.1977.

< >