eigenlijk: Slaet (Slaat), Ned. predikant. *1585 Oosterland, ✝ (terechtgesteld) 5.5.1623 's Gravenhage. Predikant bij de voc (1610 afgezet wegens slecht gedrag), te Herveld en Bleiswijk; 1618 als remonstrant door de Delftse Synode uit zijn ambt ontzet; zag in stadhouder prins Maurits de oorzaak van zijn tegenspoed, schreef tegen hem zijn Klaer lichtende fakkel (1622) en raakte betrokken in de samenzwering van 1623 tegen de prins (→ Reinier en Willem van Oldenbarnevelt).
Vluchtte, maar werd te Rolde gegrepen omdat hij bij nadering van soldaten wegliep en zijn bier liet staanLitt. C.W.Roldanus. De gepredestineerde dief herrezen. Pamflet 1619 van Slatius (in: Ned. Arch. Kerkgesch. 1948/49).