Ned. econoom en bestuursambtenaar, *29.5.1899 Bremen, ✝ 4.11.1961 ’s-Gravenhage. Studeerde aan de Handelshogeschool te Rotterdam; bekleedde functies bij de Javasche Bank en aan de departementen van arbeid, economische zaken en landbouw; werd secretaris-generaal van het dep. van economische zaken; bleef met F.Frederiks (secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken) in functie tijdens de Duitse bezetting (de andere directeuren namen ontslag); ondertekende zowel de proclamatie van 28.10.1941, waarin de bevolking aangemaand werd zich van sabotagedaden te onthouden en gewaarschuwd werd tegen het verborgen houden van neergeschoten vliegers, als de stamkaartenbeschikking van sept. 1943. bedoeld om onderduikers via de honger te vangen.
Anderzijds wist hij te voorkomen dat het voorzieningspeil van de bevolking de eerste vier bezettingsjaren te ver daalde. Kreeg 1.1.1947 op eigen verzoek eervol ontslag: vertegenwoordigde daarna Nederland op verschillende internationale conferenties; 1949 de eerste Hoge Commissaris in Indonesië.Lit. Verslag Parlementaire Enquêtecommissie 7a. hfdst. m, (1949-50); E.II. van der Beugel. H.M.Hirschfeld (Econ. Mist. Jb.. 1963).
