Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Groningen (gemeente)

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Groningen.

In 1040 schonk keizer Hendrik III het domein Cruoninga aan de bisschop van Utrecht, die er een praefectus of bruggraaf aanstelde. Waarschijnlijk heeft Groningen nooit officieel stadsrechten ontvangen, maar heeft het zich langzamerhand deze rechten toegeëigend. Bisschop → Hartbert beleende midden 12e eeuw zijn broer Rudolf erfelijk met de prefectuur over Groningen, dat toen reeds een ommuurde handelsplaats was en waar een burgerpartij (de Gelkingen) streefde naar onafhankelijkheid van de prefect. Omdat Groninger kooplieden in het midden van de 13e eeuw in Friesland zeer hoge graanprijzen vroegen (wegens de schaarste), veroverden de Friezen 1251 Groningen en zetten de prefect de stad uit, zodat de bisschop slechts onmiddellijk gezag hield over het landelijk deel van de prefectuur. In het begin van de 14e eeuw bestond het stadsbestuur uit burgemeester en raad (schepenen) en Wijsheid (vroedschap). Kort voor 1425 werd de Wijsheid vervangen door een gezworen gemeente van 24 leden, weldra uitgebreid met vertegenwoordigers van de gilden.

Bisschop → Frederik III van Blankenheim (1393—1423) wist ten gevolge van de twisten tussen Schieringers en Vetkopers zijn gezag over Groningen te vestigen, dat in de late Middeleeuwen (o.a. door handel op Scandinavië, Engeland. Vlaanderen en Duitsland) een belangrijke handelsstad werd met o.a. bierbrouwerijen en lakennijverheid; sinds de 15e eeuw een volberechtigde Hanzestad: bezat het regionale stapelrecht voor de Ommelanden. Ca. 1440 onderwierp Groningen het Oldambt. Aan het eind van de 15e eeuw werd de stad weer betrokken in de twisten tussen Schieringers en Vetkopers en verwisselde ze enige malen van heer, tot ze 1536 aan keizer Karel V kwam, die er de macht van de gilden beknotte: trad 1576 toe tot de Pacificatie van Gent; 1580 door → Rennenberg in Spaanse handen gespeeld met hulp van rooms-katholieke burgers; 1594 door Maurits en Willem Lodewijk van Nassau heroverd (→ Groninger Schansenkrijg; → Reductie van Groningen.). Vergeefs trachtte daarna de Staten-Generaal de conflicten tussen Stad en Ommelanden op te lossen (→ Groningen); kreeg 1614 een universiteit. In 1657 en 1662 waren er ernstige oproeren van de gilden, maar 1663 gelukte het de regenten de macht van de gilden te vernietigen.

In de 17e eeuw werd Groningen door → Menno van Coehoorn versterkt; doorstond 1672 onder Rabenhaupt een Munsters-Keulse belegering. In de 17e en 18e eeuw had Groningen scheepswerven en zeepziederijen en exporteerde boter en kaas.In 1747 waren er enkele revoltes tegen de regenten en hadden de partiotten er een vrij grote aanhang: zij stichtten in 1785 een vrijkorps 'Voor onze Duurste Panden'.

De eerste helft van de 19e eeuw gaf economische stagnatie te zien. die 1847 aanleiding was tot ernstige onlusten. Eind 19e eeuw begon de economische opbloei van de stad; 1878 werd de vesting ontmanteld: leed bij de Canadeze bevrijding 16.4.1945 zware schade.

Litt. P.G.Bos. Het Groningense gild- en stapelrecht tot de reductie in 1594 (1904): E.Neurdenburg, De lust, schoonheid van Gron. (3e dr. 1946): K.ter Laan. Gron, voor een eeuw (1949); F.U.Ros, Rennenberg en de Gron. malcontenten (1964): A.T.Schuitema Meijer en W.K.van der Veen, Zegel, wapen en vlag van de stad Gron. (1965): A.T.Schuitema Meijer. Gron.. schets van een eeuwenoude stad (1968): A.E.van Giffen en H.Praamstra. De Groninger Sint-Walburg en haar ondergrond (1973): H.J.Keuning, De regio Groningen (1974); E.J.Diest Lorgion.

Geschiedk. beschrijving der stad Groningen (2 dln. 1852—57: herdr. 1974): W.J.Formsma e.a. (red.). Historie van Groningen. Stad en Land (1970).

< >