(Godefridus), bisschop van Kamerijk (1220-1236 of 1237). ✝ eind 1236/begin 1237. Kwam in strijd met de stad, maar het rijkshof gerecht stelde hem 1226 in het gelijk; de commune werd afgeschaft, haar symbolen, klok en belfort, vernietigd.
Hij gaf echter de Kamerijkers een handvest, de ILx Godefridi, dat weliswaar grote macht aan de bisschop gaf, maar naar het schijnt liet Godfried het stedelijk zelfbestuur onaangetast.
