Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Fagel

betekenis & definitie

Ned. regentenfamilie. Verschillende leden bekleedden 1672—1795 vrijwel erfelijk het griffierschap van de Staten-Generaal.

De familie had tevens grote invloed in de besturen van Haarlem en Nijmegen en in het Hof van Holland.François Fagel, Ned. rechtsgeleerde. *20.12.1659 ’s-Gravenhage, ✝ 14.10.1746 's-Gravenhagc; zoon van Hendrik Fagel, halfbroer van → Gaspar Fagel. Studeerde te Leiden; 1685—90 onder zijn vader tweede griffier, 1690-1744 griffier van de Staten-Generaal: werkte als zodanig onder de raadpensionarissen A.Heinsius, J.van Hoornbeek. S.van Slingelandt en A.van der Heim. Genoot vooral na 1702 in binnen- en buitenland grote roem wegens zijn juridische en administratieve kwaliteiten en zijn integriteit; voorstander van het ‘oude systeem'; het in de buitenlandse politiek samenwerken van de Zeemogendheden (Engeland en de Republiek), de politiek van koning-stadhouder Willem in.

Litt. N.M.Japikse, Het archief van de familie Fagel (1964).

François Nicolaas Fagel, Ned. militair, *1655, *1718 Sluis; zoon van de Nijmeegse burgemeester Nicolaas Fagel. Streed in de oorlog tegen Frankrijk (1672—78); maakte 1688 de tocht van Willem lIl naar Engeland mee; streed in de Negenjarige Oorlog; was 1704-05 veldmaarschalk van de Engelse en Ned. troepen in Portugal; streed in de Spaanse Successieoorlog; 1713 gouverneur van Sluis.

Gaspar Fagel, Ned. staatsman. “25.1.1634 's-Gravenhage. ✝ 15.12.1688 's-Gravenhage. Advocaat te 's-Gravenhage; 1663 pensionaris van Haarlem door invloed van raadpensionaris Johan de Witt, wiens politiek hij steunde; drong met Valckenier, burgemeester van Amsterdam, aan op de uitvaardiging van het → Eeuwig Edict van 1667. waarvan hij waarschijnlijk de opsteller is; 1670 griffier van de Staten-Generaal; koos 1672 de zijde van stadhouder Willem in. wiens adviseur hij daarna werd. Werd na het aftreden van Johan de Witt aug. 1672 raadpensionaris; verzette zich tegen het aanknopen van vredesonderhandelingen met Frankrijk en Engeland.

Litt. A.de Fouw jr.. Onbekende raadpensionarissen (1946): N.M.Japikse. Het archief van de familie Fagel (1964).

Hendrik Fagel, Ned. staatsman. *1706, ✝1790; neef van François Fagel. Volgde deze 1744 op als griffier. Onder stadhouder Willem iv lid van de Conferentie (Raad voor Buitenlandse Zaken), maar verdrongen door Gronsfeld (J.de → Back); stelde 1766 mede de Acte van → Consulentschap op, die hij slechts een duur van drie jaar wilde geven.

Hendrik Fagel, (sedert 1814) baron, Ned. staatsman. *21.3.1765 Amsterdam. ✝ 22.3.1838 ’s-Gravenhage. Werd 1787 adjunct-griffier en 1790 griffier bij de Staten-Generaal na de dood van zijn grootvader → Hendrik Fagel; 1794 belast met een buitengewoon gezantschap te Londen om Engeland ervan te overtuigen dat de begonnen onderhandelingen met Frankrijk voor de Republiek een noodzaak waren. Inmiddels vielen de Fransen Nederland binnen, waarop Fagel besloot niet terug te keren. Bij de Bataafse Omwenteling werden zijn goederen geconfisqueerd. Bleef tot 1813 in Engeland (1804 genaturaliseerd) en was belast met de opvoeding van de erfprins (de latere koning Willem II); keerde 1813 naar Nederland terug; 1813-24 ambassadeur bij de Britse regering, daarna lid van de Raad van State met de titel van minister van Staat.

Litt. N.M.Japikse. Het archief van de familie Fagel (1964).

< >