stelsel van volksvertegenwoordiging waarbij elke politieke formatie zetels krijgt toegewezen evenredig aan de op haar uitgebrachte stemmen. Alle stelsels van evenredige vertegenwoordiging hebben als uitgangspunt de kiesdeler: het aantal uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal beschikbare zetels.
De na verdiscontering van de kiesdeler overblijvende ‘restzetels' worden in de diverse landen op verschillende wijzen over de partijformaties verdeeld.Nederland is één van de weinige landen met een stelsel van volstrekt evenredige vertegenwoordiging, sinds 1917 voor de Tweede Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraden en sinds 1922 ook voor de Eerste Kamer. In een klein land met een grote pluriformiteit van opvattingen is op deze wijze de vertegenwoordiging van een zo groot mogelijk aantal politiek-ideologische stromingen gewaarborgd. Dit kan een groot deel der kiezers een gevoel van betrokkenheid geven, maar daarentegen de bestuurbaarheid van het land bemoeilijken.
In België geschieden de parlementaire verkiezingen eveneens volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, maar daarbij fungeren de provincies als kiesdistrict. De zetels voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden, in iedere provincie, naar evenredigheid van het aantal uitgebrachte stemmen toegewezen. Het gevolg is dat het percentage van de stemmen die de partijen over het ganse land behalen, niet volledig overeenstemt met het percentage van de in de Kamer verworven zetels. De grote partijen worden aldus begunstigd. Om dit te verhelpen, en om de zuivere evenredige vertegenwoordiging zoveel mogelijk te benaderen, werd het stelsel van de apparentering of → lijstenkoppeling bij de wet van 22.10.1919 ingevoerd. Het toegepaste stelsel is het stelsel-D‘Hondt, naar de Gentse hoogleraar die het heeft uitgedacht.
Litt. Kiesstelsels en stemgedrag (speciaal nr. TvG 3,1979).