(sinds 1815) baron. Ned. officier en cartograaf. *2.6.1758 Nijmegen, ✝ 24.11.1840 Nijmegen.
Promoveerde 1780 en 1784 te Harderwijk in resp. filosofie en medicijnen. Arts te Amsterdam: moest wegens subversieve activiteiten de stad verlaten: wist haar 1795 tot overgave aan de Fransen te bewegen. Tijdens de Bataafse Republiek 1796 directeur der Hollandse fortificaties. Paste bij de samenstelling van een topografische kaart der Bataafse Republiek de triangulatie toe die later zijn naam kreeg, 1822 voltooid (Chorotopografische kaart van de Noordelijke provinciën van het Koninkrijk der Nederlanden). Onder Lodewijk Napoleon minister van Oorlog (1809—10). Na de Franse tijd luitenant-generaal en inspecteur-generaal der fortificatiën; hield zich ook bezig met waterstaatkundig werk.
Werken: Verzameling van hydrogr. en topogr. waarnemingen in Holland (1813), Précis historique des opérations géodésiques et astronomiques faites en Hollande (1815), Geschiedkundige beschouwingen van de oorlog op het grondgebied der Bat. Rep. in 1799 (1832). Levensbijzonderheden van den luitenant-generaal baron C.R.T.Krayenhoff (uitg. door H.W.Tijdeman, 1844).Litt.: A.Ritter, C.R.Th.Krayenhoff (in: Ons Leger. 1941): S.J.Fockema Andreae en B. van ‘t Hoff. Gesch. der Kartografie van Nederland (1947): N.D.Haasbroek. Investigation of the accuracy of Krayenhoffs triangulation 1802-11 in Belgium, The Netherlands and a part of Northwestern Germany (1973).