Ned. letterkundige, *28.12.1826 's-Gravenhage. tl.5.1886 Parijs. Waals predikant, trad 1862 wegens zijn moderne denkbeelden uil de kerk; werd 1863 op uitnodiging van Potgieter lid van de redactie van De Gids.
Twee artikelen (jan. 1865) Een avond aan het hof (waarin zijn kritiek in de mond van koningin Sofie en haar hofdames werd gelegd) en De Tweede Kamer en de Staatsbegrooting (een aanval op Thorbecke), ergerden zijn liberale mederedacteuren, o.a. Buys en Quack, waarop hij uit de redactie trad. Ook Potgieter nam toen uit solidariteit ontslag. Huet gaf zijn kritieken sindsdien in boekvorm uit. en sinds 1868 in zijn Indische bladen. Zijn betekenis ligt in zijn kritisch en cultuurhistorisch werk. Op meedogenloos-scherpe wijze rekende hij af met alles wat hij middelmatig en burgerlijk achtte; gevestigde reputaties als Beets, Van Lennep, Cremer.
Schimmel en Schaepman. verpletterde hij met zijn honende spot en bijtend sarcasme. Bekend zijn o.a. Het land van Rubens (1879). Het land van Rembrandt (2 dln. 1882); beschavingsgeschiedenis resp. van België en Nederland.LITT . J. en A.Romein. Schrijver van beroep en roeping (in: Erflaters van onze beschaving, 13e dr. 1979).