ambtenaar in de 16e-eeuwse Nederlanden, die na het versmelten van de functies van president en chef sedert 10.10.1540 hoofd was van de → Geheime Raad (aanvankelijk stond de chef de president als voorzitter van de Raad bij). Na de scheiding tussen Noord en Zuid bij de Unie van Utrecht (1579) bestond de functie alleen nog in de Zuidelijke Nederlanden.
In de 17e eeuw werd het ambt steeds vaker gecombineerd met het voorzitterschap van de Raad van State. De chef-president bracht aan de landvoogd verslag uit over de werkzaamheden van beide raden.Litt. H.de Schepper. De Kollaterale Raden in de Kath. Nederlanden van 1579-1609 (1977).