Ned. maatregel, afgekondigd bij KB van 22.5.1933, inhoudende dat het ambtenaren verboden is lid te zijn van partijen of organisaties, die de omverwerping van de bestaande Ned. staatsvorm als programmapunt hebben. Leden van bepaalde, uitdrukkelijk aangegeven organisaties, konden geen burgerlijke of militaire ambten bekleden.
Daarnaast kende men het verbod van het dragen van een uniform om een staatkundig streven uit te drukken (Art. 435a WStr., ingevoegd bij de wet van 15.9.1933). Aanleiding tot het instellen van het verbod was het gebeuren met de → Zeven Provinciën, waarna de vraag opkwam in hoeverre men bij overheidsorganen personen kon toelaten, die in hun politiek streven als doel hadden gesteld de omverwerping van de Ned. regeringsvorm. Op 13.9.1938 werd de lijst herzien en geleidelijk bleven er hoofdzakelijk verenigingen over, die inderdaad volgens de maatstaven van de regering twijfel deden rijzen aan de betrouwbaarheid van haar leden voor de vervulling van burgerlijke en militaire ambten. Dec. 1951 werd een nieuw ambtenarenverbod uitgevaardigd. gericht tegen dc communistische partij en communistische organisaties; werd 1.5.1970 opgeheven.