De kennis over de in Groter Friesland geslagen, dan wel in de prov. Frl. zelf aangemaakte en gecirculeerd hebbende munten, is aanzienlijk toegenomen.
De talrijke Romeinse muntvondsten in de prov. laten zien dat er perioden van nauwe en minder nauwe relaties met het Romeinse Rijk waren, veroorzaakt door o.m. militaire en politieke factoren. Voor de Merovingische, Karolingische en Middeleeuwse tijdvakken zijn nieuwe aanwijzingen verkregen voor een bestaan hebbende muntslag in Groter Frl. en de monetaire relaties met de daarbuiten gelegen gebieden.
Voor de late Middeleeuwen en de nieuwere tijd zijn belangrijke gegevens geput uit nieuwe muntvondsten, archivalische gegevens en hernieuwde bestudering van collecties in binnenen buitenland. Een en ander wijst op een groter „eigen gezicht” van het Fr. muntwezen, o.m. tijdens de muntslag van de Saksische Hertogen (begin 16de eeuw) en van Karel V.
Ook moet grotere betekenis worden gehecht aan de prov. muntslag (s. 1580), terwijl over de toen geslagen munten nieuwe bijzonderheden aan het licht kwamen, o.m. over de leeuwendaalders, het koper- en het laat-17de en 18de eeuwse grotere zilvergeld. Ook over de Fr. geschiedenis-, gilde- en familiepenningen en over de (Fr.) vervaardigers daarvan, zijn nadere gegevens verkregen.
Een en ander had tot of was een gevolg van belangrijke uitbreidingen van het numismatisch bezit van het Fr. Museum, terwijl ook de opening van het Fries Munt- en Penningkabinet in 1972 te Franeker een belangrijke stimulans was.Lit.: Jaarboeken voor Munt- en Penningkunde; Verslagen Fr. Genootschap en Fr. Museum; P.C. J. A. Boeles, Friesland tot de elfde eeuw (1951); W.
A. van Es, De Romeinse muntvondsten in de noordelijke provinciën; S. J. van der Molen, Wat Friese munters sloegen (1974).