Hoewel reeds tegen het eind van de negentiende eeuw de noodzaak van een goede economische en bedrijfstechnische voorlichting aan landbouwers werd onderkend, duurde het tot na W.O. II voordat een goed georganiseerde voorlichting de ontwikkeling in de landbouw kon begeleiden en stimuleren.
Met name in de jaren ’60 groeide het belang van de landbouwvoorlichting.Op 1-2-1963 werd, in het kader van een streven naar decentralisatie, de Prov. Directie voor de Rijkslandbouwvoorlichting ingesteld. Hieronder ressorteerden de Rijkslandbouwconsulentschappen voor Noordelijk-, Zuidoost- en Zuidwest-Friesland, terwijl voor het eerst een rijkstuinbouwconsulentschap werd ingesteld en in het rijksveeteeltconsulentschap het zuivelconsuïentschap werd geïntegreerd.
In verband met de zich snel wijzigende omstandigheden in de landbouw (ruilverkavelingen, bedrijfsvergrotingen, bedrijfsontwikkelingen, samenwerkingsvormen enz.) voltrokken zich tussen 1968 en 1972 binnen de landbouwvoorlichting een aantal herstructureringen. 1-1-1968: Het rijkstuinbouwconsulentschap in Frl. werd samengevoegd met Groningen en Drenthe tot één tuinbouwconsulentschap voor het noorden des lands; 1-10-1969: het rijksveeteeltconsulentschap werd geïntegreerd in de drie landbouwconsulentschappen; 1-3-1972: het rijkslandbouwconsulentschap Sneek werd opgeheven en geïntegreerd in de consulentschappen Z.O. en N.W.-Frl. In dezelfde maand werden de nog resterende diensten met inmiddels gewijzigde benamingen (Prov. directie voor de Bedrijfsontwikkeling; Consulentschap voor de Rundveehouderij en de Akkerbouw; Consulentschap voor de Rundveehouderij Z.O. Friesland) centraal gehuisvest in het Landbouwcentrum te Leeuwarden.