Gepubliceerd op 21-01-2020

LANDBOUWMECHANISATIE

betekenis & definitie

Ook in Friesland maakte de landbouwmechanisatie een, zij het iets later dan in de rest van Nederland (vooral Zeeland), stormachtige ontwikkeling door. Na 1950 schafte de grote meerderheid van de Fr. boeren binnen enkele jaren een trekker aan, bijna alle veehouders kochten een melkmachine, terwijl in de akkerbouw maaidorsers en aardappelrooimachines hun intrede deden.

Ter illustratie van de snelle mechanisatie moge onderstaande tabel dienen:

1950 1955 1960 1970

Landbouwtrekkers 1195 2263 4915 12.470 melkmachines 1078 2380 6839 10.271 maaidorsers 77 129 117 aardappelrooimachines 52 139 664 De landbouwmechanisatie heeft grote directe en indirecte gevolgen gehad.

Zo daalde de werkgelegenheid in de landbouw tussen 1954 en 1974. Een ander gevolg was de opkomst van loonbedrijven die, anders dan de individuele boeren, de investering voor dure machines rendabel konden maken.

De mechanisatie bevorderde de schaalvergroting. Grotere eenheden konden gemakkelijker door minder mensen bewerkt worden; de noodzaak investeringen rendabel te maken plaatste het kleine boerenbedrijf bovendien in een steeds moeilijker positie.

Op een aantal plaatsen hebben groepen boeren combinaties gevormd om de aanschaf van dure machines mogelijk te maken.

< >