(Leeuwarden 1924-Amsterdam), schrijfster van kinderverhalen en -gedichtjes.
Zij volgde van 1946-1950 een opleiding in illustreren en typografie en werd in 1952 redactrice van de kinderrubriek in de Friese Koerier; in de jaren ’60 werkte ze 8V2 jaar mee aan de kinderrubriek van Het Parool voor kindergedichtjes. Inspirator voor het genre was de „nonsense”-dichter Edward Lear. Van 1961-1971 woonde zij met haar gezin in Zweden waar ze zich op poppenspelen en -maken toelegde. Werkt thans nog mee aan de kinderpagina van de Leeuwarder Courant.
Werk: Tutte mei de linten (1955); De Malbroekmich (1957); De uil met zeven zuurtjes (1959); De snars, de fluit, de sikkepit (1963) en gedichtjes voor De Trapeze, een leesserie voor de basisschool (dl. 3 en 5).