Gepubliceerd op 21-01-2020

HARDRIJDEN OP DE SCHAATS

betekenis & definitie

Kortebaan. In de jaren ’50 had bijna elk groot dorp in Friesland nog een eigen ijsbaan en ijsclub. De ijssport (kortebaanrijderij) bloeide in deze jaren, voorzover de winters dat toelieten.

In 1954 vond een merkwaardige kortebaan wedstrijd plaats tussen de op Fr. schaatsen rijdende kampioen van Frl. Geert Dijkstra (Nij Beets) en reservekampioen Egbert van der Ploeg (Heerenveen) en de op hoge noren schaatsende niet-Friezen Gerard Maarse en Arne Johansen (Noorwegen).

Alleen Geert Dijkstra kon één rit winnen; alle zeven andere ritten werden door de niet-Friezen op hun naam gebracht.Deze wedstrijd betekende het einde voor de Fr. schaats als wedstrijdschaats. Door snel over te gaan op hoge noren konden de Fr. kortebaanschaatsers in 1959 hun vroegere positie herwinnen. Jan Heitbrink (Leeuwarden) won in 1958-’59 het nationale kampioenschap, Geert Regts (Nieuwebrug) in 1962-’63, Piet de Boer (Jellum) van 1967’68 tot 1973-’74 (m.u.v. 1968-’69), Marten Hoekstra (Heerenveen 1968-’69).

Bij de dames waren het Tine de Vries (Kortezwaag) 1954-’55, Martha Wieringa (Baard/Huizum) 1955-’56, Grietje Oosterhof (Nijeholtpade-Wolvega) 1963-’64, 1965-’66, 1969-’70, Rinske Zeinstra (Warga) 1967-’68, Atje Keulen-Deelstra (Irnsum) 1968’69 en Truus Dijkstra (Buitenpost) 1970-’71 tot 1972-’73, die de Fr. eer bij nationale kampioenschappen hoog hielden.

Ondanks deze successen daalde de belangstelling voor plaatselijke kortebaanwedstrijden in de jaren ’60 snel, dit ongetwijfeld mede onder invloed van de grote internationale successen van Ned. langebaanschaatsers. De opening van de kunstijsbaan te Heerenveen (1967) en het uitblijven van voldoende strenge winters na dat jaar betekende een verdere aantasting van de positie van de kortebaanrijderij. Zie ook Schaatsen.

< >