(Antje met het wiel) In de Friese Wouden kinderschrik in het koren. J.
J. Voskuil beschouwde haar in een commentaar op kaart 20 van de Volkskunde-atlas als een voorchristelijke voorstelling en een vegetatiegeest in de zin van de Duitse volkskundige Mannhardt.
Van der Molen bestreed deze opvatting op historische gronden (de Wouden kregen eerst omstreeks 1000 weer bewoners) en pleitte voor de bestaande betekenis als kinderschrik in de tijd, toen in de streek de roggebouw economisch van grote betekenis was. Lit: Volkskunde-atlas voor Nederland en Vlaams-België II, Commentaar (1965); Flecht op’e koai, stúdzjes oanbean oan prof. dr.
W. J.
Buma (1970).
