Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Rijnsburg

betekenis & definitie

dorp in Zuid-Holland, 1 uur gaans benoordw. Leiden, en een kwartier g. beoosten Katwijk-binncn; 1800 inw.; had in 1574 en 1575 veel te lijden van de Spanjaarden, na de omwenteling van 1787 van de zoogenaamde Oranje-klanten.

De rijke en vermaarde Abdij van R. was gesticht 1133 voor adellijke maagden door Petronelia van Saksen, weduwe van Floris den Vette en zuster van keizer Lotharius II, en werd door de Spanjaarden verwoest tijdens het gedenkwaardige beleg van Leiden. De abdis van R. was altijd eene vrouw van hooge geboorte en werd, zelfs door koningen en vorsten, met eerbied behandeld; men groette haar altijd met eene kniebuiging (o. a. keizer Karel V boog de knie voor haar op den openbaren weg, en wachtte met opstaan tot zij hem ophief). De nonnen, nooit meer dan 40 in getal, waren van den oudsten adel en van echten bedde; ze werden geen »zusters” genoemd, maar juffers; des middags om 12 oren waren hare geestelijke ptichten afgeloopen, na den middag mochten zij zich met 's lands edelen vermeien, met dansen, rijden, enz. Christiaan II, koning van Denemarken, zegt men, hield gedurende een half jaar verblijf in de abdij van R.

< >