(graaf), geb. 6 Sept. 1758 te Geneve, kwam 1787 als horlogiemaker naar Parijs, trad 1793 in krijgsdienst bij de armee van Italië, was 1796 reeds adjudant-genl. van Bonaparte, en werd 1802 met den rang van divisie-generaal benoemd tot opperbevelhebber van de consulaire garde. In deze hoedanigheid bekleedde hij 1804 het voorzitterschap in den krijgsraad over den hertog van Enghien.
Bij de oprichting van het keizerrijk werd H. verheven tot baron, 1809 tot graaf. Gedurende den veldtocht naar Rusland kommandant van Parijs, werd H., door den tegen Mapoleon eerie samenzwering gesmeed hebbenden Mallet, des nachts van 21 Oct. 1812 gevaarlijk in het aangezicht gewond, doch weder genezen; 1814 vergezelde H. de keizerin naar Blois. Bij de tweede Restauratie gebannen. leefde hij buitenslands in behoeftige omstandigheden, totdat hem 1819 vergund werd naar Frankrijk terug te keeren, waar hij 24 Aug. 1832 als vergeten burger stierf.
