geb. 10 Dec. 1791 te Tschötsch bij Brixen, eerst leeraar te Augsburg, toen professor te Landshut, deed 1831, 1840 en 1847—48 reizen in het Oosten, werd daarop 1848 professor te Munchen en lid van het frankforter parlement, waar hij met de linkerzijde stemde en mede naar Stuttgart ging, weswege bij 1849 als professor werd afgezet. Daarop hield hij eerst in Zwitserland verblijf, en leefde sedert 1850 geheel voor de wetenschap te Munchen, waar hij 26 April 1861 stierf.
De voornaamste der door hem in het licht gegevene werken zijn: Geschichte des Kaiserthums Trapezum (Munchen 1831); Geschichte der Halbinsel Morea im Miltelaller (2 dln. Stutgart 1830—36); Fragmente aus dem Oriënt (2 deelen Stutgart 1845). Zijne Gesammelte Werke verschenen in 3 dln. (Leipzig 1861—62).