uitstekend nederl. geleerde, geb. 1795 te Dordrecht, stileerde eerst oude letteren, daarna geneeskunde, werd 1816 mcd. doctor, practiseerde een korten tijd te Tiel, toen te Rotterdam, doch nam 1820 het doctoraat in de letteren, werd eerst conrector te Alkmaar, later te Rotterdam, 1825 professor te Luik, 1831 buitengewoon (en 1836 gewoon) hoogleeraar te Groningen, en stierf 21 Juni 1847. Zijn voornaamste werk is: Hisloire dc la civilisation morale et religieuse des Grecs (8 deelen Groningen 1833—42); wijders: Handboek der Grieksche mythologie (1841); Overzicht van de geschiedenis der allegorische uitlegging van de Grieksche mythologie (1843); enz.
Van zijne vele humoristische werken verdienen vooral melding: Een ezel en eenig speelgoed (Groningen 1842); Het leesgezelschap van Diepenbeek (3e druk 1853).
