een oorlogzuchtige brahma, zoon van den brahma Dzjamadagni en van Renoeka. Hij werd grootgebracht door Siwa, wreekte den dood van zijnen vader en zijne moeder op de zonen van Wasiesjtha, een anderen brahma, die een vijand was geweest van Dzjamadagni.
Vervolgens verdreef P.-R. de sjattryas of krijgslieden uit Aiodhia (Oude) en geheel Indië, en verschafte zoodoende aan de brahmaas het oppergezag; doch met ondank door hen beloond, zonderde hij zich af in de bergen (in de Ghats), deed uit de golven de lange kust van Malabar verrijzen, en verbood den toegang tot die kust aan alle brahmaas, terwijl hij hen tevens vervloekte. Eindelijk bracht hij de Naïrs tot onderwerping, en keerde terug in den schoot der godheid, waaruit hij eerst ten tijde van Rama weder te voorschijn kwam als zevende incarnatie van Wisjnoe.