onder dezen naam verstaan wij Nederlanders gemeenlijk dat gedeelte van AnstraalAzië (anders gezegd van den Indischen Archipel), dat onder Nederlandsch gezag staat, en uit dien hoofde in oiliciëele stukken Nederlandsch Indiê heet. In den runnsten zin daarentegen heeft men onder O.-I. te verstaan geheel bet zuiderdeel van Azië, dat zich laat splitsen in Voor-Indië, Achler-Indiê,en den Indischen Archipel; terwijl in de meest algemeene beteekenis onder O.-I. alleenlijk Voor-Indië verstaan wordt.
De namen Voor- en Achter-Indië laten zich zeer eenvoudig verklaren; zij beteekenen: Indië vóór den Ganges en Indiê achter den Ganges; want het zuiderdeel van Azië’s vasteland wordt door den Ganges in twee groote helften gescheiden. Voor-lndië of Cisgangetisch Indië is derhalve dat gedeelte van O.-I., dat voor ons Europeanen aan deze zijde van den Ganges ligt; en Achter-Indië of Transgangelisch Indiê is dat gedeelte, dat zich uitstrekt aan gene zijde van den Ganges, en dat ook Indo-China genoemd wordt.GEOGRAPHIE.
1) Voor-Indië
Groot schiereiland van Zuid-Azië, strekt zich uit van 7 gr. 27 min. lot 31 gr. 40 min. noorderbreedte en van 65 tot 90 gr. oosterlengte. Het heeft den vorm van een driehoek, waarvan de punt naar het Z., de basis naar het N. gekeerd is, terwijl de westzijde door de Indische Zee en de oostzijde door de Golf van Bengalen bespoeld wordt; ten N. wordt het begrensd door het Himalaya-gebergte, waardoor het van Tibet gescheiden is. De grondsoppervlakle van Voor-Indië bedraagt omstr. 67,000 vierk. mijlen ; het heeft eene bevolking van circa 180 millioen zielen, en laat zich gevoegelijk splitsen in twee hoofdgedeelten, nl. Hiudostan en Decan, die elk ook weder in twee deelen (ni. Noorden Zuid-) te splitsen zijn. De grenzen van Hindostan laten zich niet met juistheid bepalen; doch de geographische indeeling van Balbi, die wij hier laten volgen, verdient in menig opzicht do voorkeur boven die van andere geografen. Noord-Hindoslan noemt hij het bergland beoosten den Sutledzj tot aan de grenzen van Boelan, benevens de dalstreek van Cashmere (Kasjmier). Zuid-Hindoslan bevat het grootste gedeelte van het oude Mongoolsche rijk. Noord-üecm strekt zich uit van de -Nerboedda (Nerbudda) ten O. lot de Toembedra en de Krisjua ten Z,; terwijl Zuid-Decan het uiteinde van het vasteland vormt, en uitloopt in kaap Comorin. In deze 4 groote landstreken zijn de volgende landen begrepen
a) in Noord-Hindostan:
Kasjmier (Cashmere); Gherwal (Gurahal); Nepaul.
b) in Zuid-Hindoslan:
Lahore; Moeltau (Muollan); Sindh; Katsj (Cutch); üuzerat; Malwa; Adzjmier (Ajmore); Delhi; Agra; Audh (Oude); Allahabad; Behar; Bengalen.
c) in Noord-Decan:
Kaudeisj (Candeish); Anrengabad; Bedzjapoer (Bejapoor); Haiderabad (Hyderobad); Bider (Üeeder); Berar; Gaudwana (Gondwam); Onssa; dc NoorderCircars.
d) in Zuid-Decan: Canara; Malabar; Kotsjin (Cochin); Travancore; Coimbatore; Carnatic; Salem (of Barrainahl); Maissoer (Mysore); Balaghat. Bovendien worden hiertoe gerekend de Laccadieven, de Maldivische eilanden en het eiland Ceylon.
Het Hiinalaya-gebergte, dat de noordgrens van Hindostan vormt, strekt zich met eene menigte vertakkingen door dat land uit. Meer zuidelijk verheft zich met het ,Vindbja-gebergle het tafelland van Decan, dat aam de oosl- en westzijde omzoomd is door lage bergketenen (Ghats), waaraan zich in het zuiden het hoogland der Nilgberri-bergen aansluit. Bovendien heeft men op 't eiland Ceylon den Adamspiek of Haniazel.
Ouder de rivieren bekleeden den eersten rang de Ganges en de Sind (Indus), die gevoed worden door eene menigte andere rivieren (o. a. lloogly, Bagirathy, Dzjumnah, Sutledzj, enz.); •tlan de Brahmapoetra, bijna even aanzienlijk als de Ganges; wijders de Godaveri, de Nerbudda, de Krisjna, de ïapti, de Kavery (Cauvery).
2) Achter-Indië
Groot schiereiland van ZnidAziê, tusschen 88 en 107 gr. oosterleugte, en 1 en 27 gr. noorderbreedte. Hel wordt begrensd ten N. door het Chineesche rijk, ten O. door de Chineesche Zee, ten W. door de Golf van Bengalen, ten Z. door de twee genoemde zeeën of zeearmen en door de Straat van Singapore. Het beslaat eene grondsoppervlakle van ongeveer 40,000 vierk. mijlen, waarin verscheidene zeer lange ketenen tamelijk liooge bergen, die parallel loopen met de kusten, terwjjl het door de vier voornaamste rivieren (irawaddy, Salwen, Menam en Mekiang) gesplitst wordt in vier (ook wat de geschiedenis der beschaving betreft wezenlijk van elkander verschillende) stroombekkens. Tegenwoordig laat Achter-lndië zich indeelen in drie groote rijken, nl.: a) Birma, b) Siam en c) Annam. Het eerstgenoemde (Birma) heeft reeds aanzienlijke landstreken (bijv. Arracan, Pegu, enz.) aan Groot-Britannié moeten afslaan; terwijl van het laatstgenoemde (Annam) in 1802 een vrij aanzienlijk grondgebied (Saigon, enz.) aan Frankrijk afgestaan is. In het zuidelijkste gedeelte van het geheolc schiereiland bestaan eenige maleische rijken, benevens de britsche districten Malacca en Singapore.