Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Northumbria

betekenis & definitie

een der zeven koninkrijken van de Heptarcbie, dus genoemd wegens zijne ligging benoorden de rivier Humber, was in chronologische volgorde het 5de koninkrijk, dat geslicht werd (van 547 tot 559, door Idda en zijne 12 zonen), en het le rijk, dal gevestigd werd door de Angelen. Het strekte zich uit van den Humber tot den Forth, en bevatte dus de tegenwoordige graafschappen (van Engeland) Nolüngham, York, Durham, Norlbumberland, (en van Schotland) Roxburgh, Selkirk, Peebles, Berwick, Haddinglon, Edinburg.

Dat landschap vormde te voren het koninkrijk Cluyd (d. i. van den Clyde), welk koninkrijk door de veroveringen van den angelschen aanvoerder Idda hoe langer hoe kleiner gemaakt werd, zonder nogtans geheel te niet te gaan. Na Idda’s dood splitste zijn rijk (N.) zich in twee koninkrijken, welke door de Tyne gescheiden waren, nl. Bernicia ten N. en Deiria ten Z.; van het eerste werd Edinburg de hoofdslad, van het tweede York, dat ook de hoofdstad was van geheel N., telkens wanneer Bernicia en Deiria weder één rijk vormden, hetgeen herhaalde malen plaats greep. De koningen van N., die bijzondere melding verdienen, zijn: Edilfrid, die zijn rijk vergrootte ten koste van Scoten, Pieten, cu Brilonen (sedert 613); Edwin de Groote (sedert 615), onder wiens regeering N. het voornaamste koninkrijk van de Heplorchie werd; Egfried, onder wiens bewind Lincoln verloren werd ; Eadhert, na wiens aftreding (758) het rijk gedurende 50 jaren ten prooi was aan regeeringloosheid. Niettemin was N. een der twee rijken (het andere was Mercia), die het laatst aan den koning van Wessex onderworpen werden; en zelfs na de vereeniging bleef de naatn N. nog voortbestaan. De Denen vestigden zich in N. in het jaar 870, en hadden aan de Northumbriërs menigmaal goede bondgenooten tegen de Saksen uit het zuiden. Na de verdrijving van de Denen (d041) werd nagenoeg het gansche land benoorden de Tyne overweldigd door de Scoten en Pieten, en N. (beroofd van Lincoln en Nottingham ten zuiden) werd daardoor de helft kleiner, dan het geweest was. Toen door Willem de graafschappen Durham en York gesticht werden, krompen de grenzen van N. nogmaals in, zoodat het eindelijk beperkt werd tot het tegenwoordige graafschap Northumberland.

< >