Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Noordwijk

betekenis & definitie

1) klein dorp in de prov. Groningen, 5 uren gaans westelijk bezuiden Groningen, drie kwartier benoorden Marum.

2) NoordwijkBuiten, of Noordwijk aan Zee, zuid-hpllandsch visschersdorp, aan de Noordzee, derdhalf uur gaans benoordw. Leiden ; 1200 inw.; werd 1572 deerlijk gehavend door de Spanjaarden.
3) Noordwijk-Binnen, dorp in Zuid-Holland, een half uur g.oostel ijk bezuid. N.-aan-Zee, een der grootste dorpen van Holland, reeds bij Melis Stoke vermeld (in 't jaar 986); is de geboorteplaats van den latijnschen diebter (en heldbaftigen verdediger van Leiden) Janus Douza.

< >