(Carsten), deensch reiziger, geb. 17 Maart 1733 te Lndingworth in Lauenburg (land Hadeln), sedert 1760 deensch ingenieur-geograaf, als deensch staatsraad gest. 26 April 1815, is vooral beroemd geworden door eene reis in Arabië, die 6 jaren duurde, door hem volbracht met Forskal.Cramer, Baurenfeind en Van-Haven, en door hem beschreven in -Beschrijving van Arabië” (Kopenhagen 1772) eu in -Reisbeschrijving van Arabië en andere omliggende landen” (dl. 1 en 2, Kopcnh. 1774—78; 3o dl. 1837 uitgeg. door Olshauscn).
(Barthold Georg), duitsch geschiedschrijver, zoon van den vorige, geb. 27 Aug. 1776 te Kopenhagen, bekleedde eerst verschillende aanzienlijke betrekkingen in zijn vaderland, ging 1806 uit deensche in pruisische staatsdienst over, werd daar directeur van den handel, professor der universiteil van Berlijn (toen die gesticht werd), was van 1816 tol 1823 pruisisch gezant te Rome, werd 1824 professor te Bonn, waar hij 2 Jan. 1831 stierf. Van zijne vele uitmuntende werken is het voornaamste: Römischc Geschichlc (3 dln. Berlijn 1811—32; 2e druk 1827 —42; 4e druk dl. 1, 1833; editie in 1 dl., Berlijn 1853).
(Marcus von), zoon van den vorige, geb. te Rome 1817, sedert 1854 staatsraad en kabinetsraad des konings van Pruisen, 1857 tol den adel verheven, gest. 31 Juli 1860 te Obcrweilcr bij Badenweiler, schreef: Geschichte Assurs und Babch (Berlijn 1858).