nederl. geschiedschrijver, zoon van een bloemist bij Haarlem, aldaar geb. 15 Mei 1776, aanvankelijk opgeleid voor den bloemenhandel, later boekverkooper te Leiden, 1815 aldaar lector der hoogduitsche taal, sedert 1823 werkzaam aan het instituut te Noordhey, 1829 professor der nederl. letterkunde en geschiedenis te Amsterdam, aldaar gest. 14 Maart 1839. Als de voornaamste van zijne vele werken noemen wij: Verkorte geschiedenis der Nederlanden (2 dln. 1819, verscheidene malen herdrukt, ook in het Dnitsch vertaald 2 dln.
Hamburg 1831—33); Geschiedenis der Nederlanders buiten Europa (3 dln. Haarlem 1831-33); Geschiedenis der letteren en wetenschappen in de Nederlanden (5 dln, 's-Hage 1821—26); Geschiedenis van de fransche heerschappij in Europa (8 dlii. Leid. 1815-23); Geschiedenis v. Griekenland (7 dln. 1828—34); Geschiedenis der kruistochten (4 dln. 1824-26); Zedekundige schoonheden der ouden (1815—23); enz.